j. kosten van verlichting, verwarming en water;
k. schoonmaakkosten.;
1. kleine inventarisaanschaffingen;
m. lasten zaalexploitatie met uitzondering van de buffetexploitatie;
n. overige huisvestingskosten.
2. Op de huisvestingskosten dienen in mindering te worden gebracht:
a. lOO/o permanente verhuur;
b. 80yo van dé incidentele verhuur;
c. opbrengst zaalexploitatie;
d. lOO^o vrij wonen/loon in natura;
e. winst bij verkoop van eigendommen, die op huisvestingskosten
betrekking hebben;
f. ontvangen rente van beleggingen.
Artikel 9.
Onder de kosten van kadervorming worden verstaan de kosten verbonden aan
cursussen en bijeenkomsten bestemd voor vrijwillige medewerkers, werk
zaam in het jeugd- en jongerenwerk, welke dienen tot vorming die in di
rect verband staat met hun taak in het uitvoerende of begeleidende
jeugd- en jongerenwerk en waarvan de kosten naar het oordeel van burge
meester en wethouders voor subsidie in aanmerking komen.
Artikel 10.
Onder de kosten van aktiviteiten worden verstaan:
1. a. afschrijving van apparatuur en kampmateriaal;
b. kosten van muziek, dans, toneel, sport, film, bibliotheek, instui
ven, aktiviteiten en handvaardigheid, kamperen, excursies, buiten-
dagen, huishoudelijke vorming/voorlichting, inclusief uurvergoe
dingen aan gespecialiseerde vakkrachten en auteursrechten;
c. ledenaktiviteiten, waaronder ook worden begrepen leden
bladen, cursuswerk leden/niet-leden, internationale uitwisseling,
algemene ledenbijeenkomsten, hearings;
d. lasten buitencentra/kampeerterreinen;
e. verzekeringen afgesloten in verband met aktiviteiten.
2. Burgemeester en wethouders kunnen niet in dit artikel genoemde kosten
alsnog als subsidiabele kosten van aktiviteiten aanwijzen.
Artikel 11.
1. De volgende kosten zijn niet krachtens artikel 10 subsidiabel:
a. kosten van verkoop artikelen, van buffetexploitatié en van akties
en aktiviteiten met het doel inkomsten te verwerven;
b. kosten van consumpties, traktaties en rookartikelen;
c. kosten van geschenken, attenties e.d. tenzij deze naar het oordeel
van burgemeester en wethouders dienen ter vervanging van een
honorarium voor verrichte diensten;
d. kosten van festiviteiten bij gelegenheid van de opening van gebou
wen, van jubilea en dergelijke gebeurtenissen, waarvoor tevoren
geen toestemming is verleend door burgemeester en wethouders;
e. bij uitvoering door derden: de kosten van bands, orkesten, toneel-
en cabaretgezelschappen, shows, artiesten en overeenkomstige kos
ten waarvoor niet tevoren de toestemming van burgemeester en wethou
ders is verkregen;
f. kosten van met ouders gehouden kanpen en uitstapjes voor zover
het de specifieke kosten voor de ouders betreft;
g. kosten van uniformen;
h. de specifieke kosten van eredienst;
i. alle lasten, die of voor zover zij naar het oordeel van burgemeester
en wethouders de grenzen van de redelijkheid overschrijden of waar
in de gemeente reeds uit andere hoofde een bijdrage verleent.
- 5 -
2. Op de subsidiabele kosten van aktiviteiten dienen de navolgende baten
in mindering te worden gebracht:
a. ontvangsten van derden voor verrichte diensten of vergoeding van
kosten;
b. uitkeringen van verzekeringen.
Artikel 12.
1. De aanschaffingskosten van onroerende en duurzame roerende goederen, een
bedrag van respectievelijk 1.000,en 500,te boven gaande, alsmede
de kosten van verbouwing en buitengewoon onderhoud van eigen gebouwen,
welke een bedrag van f 1.000,te boven gaan, moet een instelling ris
activa in de balans opnemen.
Van deze kosten mag, te beginnen in het jaar waarin zij zijn gemaakt,
jaarlijks een deel in de exploitatierekening worden opgenomen, met
inachtneming van de volgende afschrijvingspercentages:
a» gebouwen
b. verbouwing, buitengewoon onderhoud,
eerste inrichting en verwarmings
installatie 10 cJo
c. inventaris, kantoormachine en
apparatuur 20 /o
d. vervoermiddelen en kampeermateri-
aal 25 1"
2. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming verlenen aan de instelling
volgens een hoger percentage af te schrijven dan in het eerste lid is
aangegeven, indien bijzondere omstandigheden hiertoe naar hun mening
aanleiding geven.
3. De in dit artikel bedoelde afschrijvingskosten, alsmede de kosten van
rente van de terzake gesloten leningen, zijn slechts subsidiabel tot
het door burgemeester en wethouders vóór de aanschaf van deze goederen,
het verrichten der uitgave of het sluiten der lening goedgekeurd bedrag.
Hoofdstuk III.
De procedure bij de aanvrage en verlening van exploitatiesubsidies.
Artikel 13°
1Jaarlijks vóór 1 februari voorafgaande aan het boekjaar moet het bestuur
van een instelling, die voor toekenning van subsidie ingevolge deze
regeling in aanmerking wenst te komen een daartoe strekkende aanvrage
bij burgemeester en wethouders indienen.
2. Bij de aanvrage moeten, met gebruikmaking van daartoe te verstrekken
formulieren, de naar het oordeel van burgemeester en wethouders
noodzakelijke gegevens worden verstrekt.
3. Indien voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd kunnen burgemeester
en wethouders toestaan, dat van de in het eerste lid bedoelde
indieningstermijn wordt afgeweken.