- 2 - Wel handhaven wij onze toezegging, gedaan bij de behandeling van de instellingsbesluiten van de functionele raden, dat indien mocht blijken dat in de toekomst behoefte mocht- bestaan aan een overkoepelend orgaan, wij zeker de instelling daarvan zullen bevorderen. Wij achten die behoef te thans nog niet aanwezig. De opsomming op pagina 29 is niet geheel volledig. De op dezelfde pagina gesignaleerde door de jongeren zelf te betalen vorming of onderwijs is een aangelegenheid, waaromtrent de centrale over heid de beslissende instantie is. De door de Raad voor Jeugdaangelegen- heden op pagina 30 gemaakte opmerking over het ontbreken van controle m.b.t. de partiële leerplicht is niet juist. Met deze controle is reeds enkele jaren een tweetal ambtsnaren van de secretarie-afdeling Onderwijs c.a. belast. De stellingname van de Raad voor Jeugdaangelegenheden op dezelfde pagina terzake van de confessie als organisatie-principe laten wij voor rekening van die raad. liet initiatief van de jeugdraad om goede cn regelmatige informatie aan de jeugd-jongeren-organisat;es te verstrekken juichen wij toe. Of dit dient te geschieden op de door de raad voorgestelde wijze moet nader onder ogen worden gezien. In ieder geval o.chten wij hst van belang, dat over deze zaak met andere belanghebbenden contacten worden gelegd. Voorts staan wij positief tegenover hei oprichten van een Jongeren Adviescentrum. V/ij menen dat de noodzaak hiertoe door de opheffing van de afdeling Release Leeuwarden wordt geaccentueerd. In hoofdstuk XII van de beleidsnota doet de Raad voor Jeugdaangelegen heden een aantal aanbevelingen m.b.t. zijn taakstelling. Zo zal naar zijn inzicht de jeugdraad niet slechts beleidsadviserend doch ook beleidsuit voerend moeten zijn. Dit dient dan geconcretiseerd ie worden door de aan stelling van een functionaris in dienst van de jeugdraad, dis dan bij het C.O.L. gedetacheerd zou kunnen worden. Voorts dient de Raja naar zijn inzicht meer betrokken te worden bij overlegsituaties tussen B. en W. en het par ticulier initiatief, omdat bij de huidige gang van zaken z-ich veel werk onttrekt aan het waarnemingsvermogen van de Raja. Met betrekking tot het vorenstaande merken wij op dat bij de discus sie .die bij de instelling van de raden heeft plaatsgevonden, indertijd duidelijk is gesteld, dat het niet in de bedoeling lag de raden te belasten met .uitvoerende werkzaamheden. Ook thans wordt dit standpunt nog door ons ingenomen. Een werkwijze als hierboven voorgesteld met detachering van een functionaris bij het C.O.L. achten wij in onze opzet niet passen. Uitvoering van deze suggestie is immers niet in overeenstemming mot de taakstelling van de Jeugdraad en het C.O.L. De uitvoerende taken op het gebied van het jeugdwerk dienen naar onze mening te blijven bij de bestaande jeugdorganisaties. Een door de Jeugdraad te initiëren coördinatieorgaan op dit terrein heeft uiteraard onze volledige instemming. Overigens wijzen wij er op, dat uitvoering van de denkbeelden als in de nota neergelegd zeker op subsidietechnische bezwaren zal stui:en, waarbij wij met name denken aan bezwaren van de zijde van de Rijksoverheid. Over de opmerking van de Raja inzake het meer betrokken worden bij het overleg van B. en W. en het particulier initiatief merken w-j op, dat wij hiervan voor een goede functionering de noodzaak inzion en het betrekken van de Raja in allerlei overlegsituaties zullen stimuleren. Wij merken hierbij evenwel op, dat het voor iedere instelling of persoon mogelijk moet blijven zich rechtstreeks tot het gemeentebestuur te kunnen wenden. Met het vorenstaande menen wij te zijn ingegaan op de meest in het oog springende onderwerpen van de beleidsnota van de Raad voor Jeugdaangelegen heden. V/ij stellen U voor deze nota mede tot uitgangspunt te nemen bij het opstellen van een integraal beleidsplan voor onze gemeente. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester, de Jong Secretaris. Aanwijzen van leden van de regioraad en van een kandidaat voor het voorzitterschap. Bijlage no. 354. Leeuwarden, 29 november 1973» Aan de gemeenteraad. In Uw vergadering van 17 september 1973 besloot U deel te nemen aan de gemeenschappelijke regeling Regio Leeuwarden. Ook de overige bij de regeling betrokken gemeenten hebben daartoe inmiddels besloten. De regeling is ter goedkeuring gezonden aan Gedeputeerde Staten van Friesland. Hoewel de regeling formeel eerst in werking treedt op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin zij in de Staatscourant is geplaatst, komt het ons gewenst voor dat de regioraad in ieder geval vanaf begin 1974» eventueel informeel bijeenkomt, teneinde nog in de lopende zittings periode van de gemeenteraden een aanvang met de werkzaamheden te kunnen maken. Daartoe is het noodzakelijk dat de leden van de regioraad zo spoedig mogelijk worden aangewezen. Een voorstel daartoe is ook aan de overige aan de regeling deelnemende gemeenten gedaan. De samenstelling van de regioraad is geregeld in artikel 5» lü 1» van de gemeenschappelijke regeling. Op grond van dit artikel wijst de gemeenteraad van Leeuwarden 9 leden aan. Wellicht ten overvloedewijzen wij erop, dat de Raad ook wethouders kan aanwijzen als lid van de regioraad. Te Uwer informatie delen wij U mede, dat wij besloten hebben op grond van het bepaalde in artikel 5» lid 1, sub a, als vertegenwoordiger van ons College aan te wijzen wethouder J. ten Brug. Voorts dient op grond van het bepaalde in artikel 20, lid 2, van de regeling door de raad van elk der deelnemende gemeenten een kandidaat voor het voor zitterschap te worden aangewezen. De regioraad kiest de voorzitter uit de aldus aangewezen kandidaten. Wij geven U in overweging de burgemeester van Leeuwarden als kandidaat voor het voorzitterschap aan te wijzen. De tekst van de gemeenschappelijke regeling is voor U ter inzage gelegd. Wij nodigen U uit over te gaan tot aanwijzing van de leden van de regioraad en van een kandidaat voor het voorzitterschap. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.3. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 400