n Er*1 ^rr T-. t imi'iL&'M ,1 Toelichting op de "belangrijkste artikelen van de gemeenschappelijke rege ling ter bevordering van het maatschappelijk welzijn van woonwagenbewo ners in Friesland (behoort bij bijlage nr. 363). Artikel 4. In dit artikel zijn beknopt de kernpunten van de regeling neergelegd. Bij de formulering van de taakstelling (tweede lid) heeft voorop gestaan dat éenwoonwagenbeleid slechts dan succesvol genoemd kan worden, wanneer aan een aantal voorwaarden op materieel en immaterieel gebied voldaan zal zijn. Het particulier initiatief kan hierbij een belangrijke rol spelen. Het dient dan ook duidelijk bij het geheel te worden betrokken (tweede lid, onder a). Bij de samenstelling van de coördinatiecommissie dient hiermede ook rekening te worden gehouden. Bij het uitstippelen en uitvoeren van een welzijnsbeleid ten behoeve van 'woonwagenbewoners dient uiteraard veel aandacht 'besteed te worden aan inspraak van de desbetreffende bevolkingsgroep, (tweede lid, onder' a) In dit kader zij tevens vervezen naar de artikelen 5, vierde lid en 15, vierde lid. Bovendien dient bevorderd te worden, dat vertegenwoordigers van woonwagenbewoners zitting nemen in de coördinatiecommissie en de eventueel andere in te stellen commissies. Hét nadruk wordt er op gewezen dat het de bedoeling van de wetgever is geweestdat in al die gevallen, waarin een woonwagenbewoner hiertoe be reid en in staat is, sedentaire huisvesting wordt mogelijk gemaakt. Hierbij'houden de gemeenten te allen tijd zelf een taak. Wel kan en moet het schap hierbij een bemiddelende rol vervullen (tweede lid, onder d). In tegenstelling tot hetgeen in de model-regeling is opgenomen, in het tweede lid, onder c, is de overdracht aan het schap van de er artikel 61 Woonwagenwet aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid noodzakelijk te achten. Dit teneinde te voorkomen, dat woonwagenbewoners a) in de verschillende gemeenten met een verschillend beleid worden ge- geconfronteerd, b) door de onderscheidene gemeentebesturen "slechts" tot uitzetting over de gemeentegrenzen wordt overgegaan, waardoor in feite noch voor de gemeenten noch voor de woonwagenbewoners iets wordt opgelost. Slechts dan is het goed mogelijk om het buiten een centrum of boven de kapaciteit van een centrum standplaats kiezen van woonwagenbewoners adequaat op te vangen, indien de bevoegdheid ex artikel 61 van de Woonwa genwet aan het schap wordt overgedragen. Op grond van het bepaalde daaromtrent in de Woonwagenwet dienen de plaatsbepalingen en de kapaciteit van de centra in de regeling zelve te geschieden (derde lid). Bij wijziging van plaats en/of kapaciteit van de centra dient de regeling gewijzigd te worden op de wijze als bepaald in artikel 41 ITaast de door de minister van C.R.M. inmiddels voorgestane beleids- beginselen dienden als uitgangspunten voor de in het derde lid bepaalde opzet het door de Stichting Provinciaal Opbouworgaan Friesland opgestelde rap port "Wat wensen mensen in woonwagens"; de door het dagelijks bestuur met behulp van C.R.M.-Frieslandde onder scheidene gemeentebesturen en het provinciaal bestuur gemaakte inventari satie van het aantal in onze provincie gemiddeld verblijvende woonwagen bewoners, het gedeelte, dat daarvan in onze provincie een min of meer vaste woon- of verblijfplaats heeft en de mate, waarin van de op dit no nent bestaande voorzieningen gebruik wordt gemaakt. <IM~JuÏLTZ

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 428