WM"
-2-
Ter toelichting op de diverse mogelijkheden van doorberekening
delen wij U nog het volgende mede.
ad. I. Dit standpunt komt overeen met ons voorstel van 26 juli 1973,
bijlage no. 214. Sen andere wijze van doorberekening heeft
naar onze mening voor de verbruiker slechts subtiele gevolgen,
terwijl het geheel achterwege laten van de doorberekening ons
inziens uitgesloten moet worden geacht.
ad.II. Op grond van de eerder aangehaalde wet zal het electriciteits-
bedrijf de heffing aan het rijk moeten betalen, ongeacht of de
hefffing aan de verbruikers wordt doorberekend.
Op basis van de begroting voor 1973 wordt de heffing op jaar
basis berekend op 418.000,terwijl deze voor 1974 wordt
becijferd op 464.000,
De in de beide begrotingen vermelde batige saldi (voor 1973s
na de laatste wijziging), die beneden de volgens de gebruike
lijke normen berekende bedragen blijven, zijn niet groot genoeg
om de heffingsbedragen op jaarbasis op te vangen. Hot resultaat
zou derhalve zijn, dat het electriciteitsbedrijf verlies gaat
opleveren. Dit zou slechts voorkomen kunnnen worden door de tarie
ven te verhogen. Onze gemeente is daarin echter niet geheel vrij
aangezien in het met de provincie gesloten inkoopcontract voor de
levering van electrische energie is bepaald, d cL"t QG gGClGGÏl L.G
geen hogere stroomprijs mag toepassen dan die, welke in het,
directe voorzieningsgebied van de provincie geldt. In dit ver
band merken wij op, dat het provinciale bedrijf de heffing geheel
doorberekent en afzonderlijk op de nota vermeldt. In de huidige
financiële positie van onze gemeente is het naar onze mening
irreëel een verlies bij het electriciteitsbedrijf te laten.
ad.III.Het voorstel om de heffing door te berekenen op basis van de af
genomen kWh in plaats van op basis van het in rekening gestelde
bedrag vindt zijn grond in het feit, dat de gemiddelde kWh-prijs
voor de kleinverbruiker hoger ligt dan voor do grootverbruiker.
Haar do mening van dit lid van de commissie is een heffing op het
in rekening gestelde bedrag daarom niet billijk. Door nu do op te
brengen heffing uit te drukken in een bedrag por kWh,en de afge
nomen kWh per verbruiker als omslag te benutten, wordt bereikt
dat er een andere verdeling tussen groot- en kleinverbruikers tot
stand komt dan bij een integrale doorberekening van 39»
Het vorenstaande betekent, dat de grootverbruikers meer dan 59
zouden gaan betalen over het in rekening gestelde verbruik (en
de kleinverbruikers in totaliteit minder dan 59)» Blijkens oen
binnengekomen brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
zulks in antwoord op telefonisch voorgelegde vragen, moot het
echter in strijd met de wet worden geacht aan een verbruiker een
hoger percentage in rekening te stellen dan het percentage van
de rijksheffing. Een lager percentage is wel toegestaan, omdat
er in casu geen verplichting tot doorberekening bestaat. Op grond
van het vorenstaande heeft het lid dat voorstander is van dit
systeem, als zijn mening te kennen gegeven, dat de gemeente het
bedrag van de heffing voorzover dit bij de grootverbruikers 39
te boven gaat, maar voor haar rekening moet nemen. Berekeningen
hebben aangetoond, dat de heffing in 1973 °P jaarbasis circa 0,25
cent per kWh uitmaakt en in 1974 circa 0,26 cent per kWh.
-3~
Bij toepassing van dit gegeven op de kleinverbruikers bleek, dat de
doorberekening van ;de heffing meer kan gaan uitmaken dan 39 van hot in
rekening gestelde bedrag. Dit wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld de
verhouding tussen dag- en naohtstroomverbruik, de verhouding tussen
vastrecht en stroomverbruik etc. Toepassing van het voorgestane systeem
moet naar onze mening dan ook worden 'uitgesloten en voldoet trouwens
ook niet geheel aan de bedoelingen van de voorsteller.
Overigens..moet worden opgemerkt, dat onder de kleinverbruikers niet
alleen huishoudelijke afnemers vallen maar ook bedrijfsruimten. Bij deze
laatste groep kan het vastrecht belangrijk variëren.
De overschrijding van 39 bij de incidentele kleinverbruiker zou kunnen
worden vermeden door de totale heffing voor de kleinverbruikers, berekend
naar verhouding van de kWh zoals hierboven is omschreven, uit te drukken
in een percentage van de totale opbrengst aan kleinverbruik. Dit sou
betekenen, dat de heffing op het kleinverbruik voor 1973 gesteld kan
worden op 2,33en voor 1974 op 2,359 van de opbrengst. Doorberekening
op deze basis zou, tegen -een iets afgerond percentage, mogelijk zijn
zonder in strijd te komen met de wet.
Wij willen er echter op wijzen, dat bij toepassing van dit systeem het
voordeel voor de kleinverbruiker minimaal is. Het verschil tussen een
integrale doorberekening van 39 cn be hiervoor genoemde percentages wordt
voor de gemiddelde huishoudelijke, verbruiker becijferd op 1,60 per
jaar voor 1973 (°P jaarbasis) en op 1,75 per jaar voor 1974» Haar on
ze mening is het voordeel voor de kleinverbruiker te gering om het aan
het afwijkende percentage verbonden extra werk en het voor rekening van
do gemeente komende bedrag van ruim 50»000,per jaar te rechtvaar
digen.
De voorgestelde methode is trouwens in de praktijk voor kleinverbruikers
alleen uitvoerbao-r indien wordt uitgegaan van de kWh die bijvoorbeeld in
de begroting zijn opgenomen. Bij het huidige systeem van motcropncming
worden do moterstanden immers verspreid over het gehele jaar opgenomen.
De heffingsgrondslag naar kWh kan dan ook niet worden berekend aan do
hand van een op enig tijdstip voorhanden zijnd gegeven over het totale
verbruik, maar zou moeten plaats vinden aan de hand van een schatting
van het verbruik»
ad.IV. De voorstanders van het onder IV genoemde voorstel beogon eveneens de
kleinverbruikers minder te laten bijdragen door het heffingspercentage
lager te stellen dan voor de grootverbruikers. Dit voorstel sou als een
vereenvoudigde vorm van het voorstel onder punt III gezien kunnen wor
den. Hot bedrag, dat voor rekening van de gemeente blijft, bedraagt in
dit geval 19 van de afname door do kleinverbruikers. Voor 1973 wordt dit
op jaarbasis rond 79-000,cn voor 1974 rond 88.000,Indien
geen compenserende maatregelen worden getroffen zal zich dit tot onge
veer 1579 voortzetten en in totaal een respectabel bedrag vormen.
Het voordeel voor do kleinverbruikers bedraagt dan in 1973 circa 2,45
op jaarbasis cn in 1974 circa 2,65.
Wij hebben voorts informaties ingewonnen omtrent de gedragslijn die
in een 7-tal andere gemeenten van ongeveer dezelfde grootte als Leeuwar
den is gevolgd. In zes gemeenten bleek de heffing integraal tegen 39
te worden doorberekend, terwijl de raad van één gemeente naderoinlich-
tingen hoeft gevraagd. De indruk bestond, dat ook in laatstgenoemde ge
meente geen overwegende bezwaren tegen doorberekening zouden bestaan.
In Rotterdam en 's- Gravcnhage wordt de heffing eveneens aan de
verbruikers doorberekend.