I De Doeleindennota voor de Binnenstad. Bijlage no, 256. Leeuwarden, 4 september 1975» Aan de Gemeenteraad. Tijdens de informatieve Raadsvergadering over de Doeleindennota voor de Binnenstad is reeds op veel vragen een eerste reactie gegeven. Het verslag van die vergadering zenden wij U hierbij toe. Wij hebben zo veel mogelijk de vragen en opmerkingen uit die vergadering met de antwoorden verzameld en verwerkt in een apa,rt overzicht, dat wij U hierbij doen toekomen. Wij merken hierbij op, dat een aantal antwoorden een meerderheidsstandpunt van ons college vertolken. Wij zijn van mening, dat voor enkele belangrijke onderwerpen niet kan worden volstaan met het boven aangegeven overzicht. Dit geldt in het bij zonder voor de onderwerpen waarover van ons een nader standpunt wordt verwacht en die wij hierna achtereenvolgons zaïllen behandelen. Enkele leden van de Raad en ook de Jeugdgemeenteraad hebben gesteld, dat de Doeloindennota een tweeslachtig karakter heeft, tegenstrijdige uitgangspunten bevat en "dat men er te veel alle kanten mee uit kan". Met deze bewering, die niet door bewijzen wordt gestaafd, kunnen wij het niet eens zijn. In de Hota hebben wij gesteld, dat meerdere factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van de binnenstad. Een zekere tegenstrijdigheid in deze factoren ka.n niet worden ontleend. Bij het streven naar een optimale ontwikkeling van de binnenstad valt niet te ontkomen aan een zo goed mogelijk afwegen van de toe te laten invloed van deze factoren. Dit feit kan ertoe hebben bijgedragen, dat de hierboven aangegeven indruk bij de genoemde personen en instantie heeft post gevat. Dat Leeuwarden een unieke binnenstadsstructuur bezit, is aan geen twijfel onderhevig. Wij hebben dit in de Doeleindennota aangeduid door te stellen, dat Leeuwarden onmiskenbaar Leeuwarden is en dat in onze binnenstad verwarring met andere steden onmogelijk is. Tevens blijkt uit de desbetref fende standaarddoelen en richtdoelen een duidelijke erkenning, dat we met ingrepen in het stadsbeeld zeer voorzichtig moeten zijn. (Doeleindennota blz. 4, standaarddoel II 1, richtdoelen 1-1 t/m 1 - 7)= Wij blijven evenwel van mening, dat ook in de oude en meest karakteris tieke delen van de binnenstad verjonging van do bebouwing mogelijk moet zijn. Dergelijke aanpassingen hebben door de eeuwen heen steeds plaatsgevonden. Tevens zal voor de noodzakelijke ontsluiting van de omgeving Sint Jacobs- straat - Eewal en ter voorkoming van verder functieverlies daarvan aan een doorbraak - zij het van beperkter omvang dan in het Structuurplan voor de Binnenstad 19^5 was gedacht - door het Schoenmakersperk - Kleine Hoogstraat niet zijn te ontkomen. In het recente verleden is, evenals tijdens de informatieve Raadsver gadering gebleken, dat bij de behandeling van de problemen van de binnenstad het verkeersvraagstuk de grootste aandacht opeist. Gezien de grote veranderingen welke onze maatschappij heeft ondergaan als gevolg van de ver doorgevoerde motorisering van het verkeer, behoeft dit niemand te verwonderen. Bij de behandeling van de onderhavige materie dient men allereerst te bodenken, dat het verkeersvraagstuk een afgeleide is van het aanwezige functiepatroon en dat de oplossing daarvan dus geen d_ool op zichzelf is. Tegelijk dient te worden bedacht, dat zonder aanvaardbare verkeersvoorzieningen het in de binnenstad aanwezige functiepatroon gedoomd is af te sterven. De door ons aanbevolen verkeersvoorzieningen, in de vorm van tangent wegen, lussen en parkeeraccommodaties, zijn gebaseerd op de in de Doeleinden nota aangegeven uitgangspunten en tevens op berekeningen van het Ingenieurs bureau voor Verkeerskunde in Den Haag.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 88