- 2 - Wij zijn met IJ van mening, dat een eventuele verminderde bevolkings toename binnen onze gemeente van invloed kan zijn op de in de toekomst te ver wachten verkeersstromen. Tegen de achtergrond van het nog steeds toenemende autogebruik, de groei van Leeuwarden als streekcentrum, de verwachting dat het openbaar vervoer niet in dezelfde mate als het particulier vervoer kan voldoen aan de behoeften, blijven wij van mening, dat vorenbedoelde invloed niet zodanig zal zijn, dat dit aanleiding geeft om de door ons aanbevolen verkeersvoorzieningen te herzien. Wel is uit het inmiddels verschenen rapport van het I.B.V. gebleken, dat voor vrat betreft de zuidtangent en enkele delen van de oosttangent onder bepaadde voorwaarden kan worden volstaan met twee rijstroken. Dit zou kunnen inhouden, dat de oosttangent aan de binnenzijde van de Oosterkade kan worden gerealiseerd, zonder dat tot versmalling van de stadsgracht behoeft te worden overgegaan. Wat de zuidtangent betreft - waarbij een meerderheid van ons college de voorkeur geeft aan het tracé door de Van Swietenstraat - kan dit gegeven mogelijk met zich meebrengen, dat met aanzienlijk minder amoveringen ka,n worden volstaan. Een nader onderzoek zal bij de uitwerking van het structuur plan over deze beide punten meer duidelijkheid moeten brengen. In samenhang met het toenemende privé-autoverkeer valt een ont wikkeling waar te nemen, welke ertoe leidt, dat bepaalde centrumaktivi- teiten, in het bijzonder de winkelfunctie, zich verplaatsen naar het gebied rondom het Wilhelminaplein. Dit verschijnsel vindt zijn oorzaak in de goede toegangsmogelijkheid - speciaal vanuit het Zuiden - naar en de aanwezige parkeerruimte op dit plein. Om deze ontwikkeling in goede banen te kunnen leiden en mede om het Wilhelminaplein de functie van stedelijk ontmoetingspunt te kunnen geven, stelt de meerderheid van ons college U voor de ruimte onder dit plein te reserveren voor een ondergrondse parkeergarage. Het door het architectenbureau Ir. J.J.M. Vegter c.s. ingediende plan tot het bovengronds bebotiwen van een terrein tussen de Wirdumerdijk en het verlengde van de Zuiderstraat met een gebouw voor winkels en kantoren en ondergronds met een parkeergarage, (het zgn. "plan-Zaailand") voldoet, voor wat betreft de behoefte aan parkeeraccommodatie gecombineerd met de aan het Wilhelminaplein toegedachte functie aan de aanwezige behoefte. Ons college is evenwel van mening, dat het op deze plaats toelaten van een gebouw bestemd voor winkels en kantoren ertoe zal leiden, dat het accent van de winkelfunctie nog meer naar deze omgeving zal worden verlegd, waardoor aan het winkelapparaat langs de Voorstreek, en wel speciaal het noordelijk deel daarvan, onherstelbare schade -zal worden toegebracht Een meerderheid van ons college staat tevens afwijzend tegenover het aan IJ gedane schriftelijk verzoek van de Stichting Parkeergarages het terrein tussen de lijn Lombardsteeg - Zuiderstraat en de Hercuriusfontein een zodanige bestemming te geven, dat deze grond mag worden gebruikt voor de bouw van een bovengrondse parkeergarage en dit terrein onder nader over een te komen voorwaarden aan deze stichting ter beschikking te stellen. De meerderheid is namelijk van mening, dat op grond van architectonische en stedebouwkundige waarden op deze plaats geen bovengrondse parkeer garage mag worden gebouwd. In verband met de ontwikkeling van het zuiidelijk gedeelte van de binnenstad is ook de vraag gesteld, of wij in dit stadium reeds een standpunt kunnen innemen met betrekking tot het door de Raadsleden J. de Jong en J. Schaafsma ingediende plan tot het verlagen van do spoorbaan naar Groningen. Dit zal pas mogolijlc zijn, nadat hierover de nodige gegevens zijn verzameld c.q. berekeningen zijn gemaakt. Hot door de N.V. Nederlandse Spoorwegen te verstrekken dool der gegevens is inmiddels binnengekomen. Zodra alle gegevens bekend zijn, zullen wij over deze aangelegenheid een afzonderlijke nota aan Uw Raad voorleggen. - 3 - De gedachten welke aan het door de Werkgroep Ruimtelijke Ordening Axies ingediende plan ten grondslag liggen, vertonen naar onze mening veel overeenkomst met de in de Doeleindennota aangegeven doelstellingen. Wanneer men bij voorbeeld stelt, dat in do binnenstad en aangrenzende gebieden moet worden gestreefd naar een zo groot mogelijke multifunctionaliteit, worden daarmee onze richtdoelon "Handhaven diversiteit van functies en eigen schappen" en "Zo groot mogelijke vervlechting van functies" bevestigd. (Doeleindennota blz. 12, richtdoel 1 - 1 en 1 - 2). Wanneer men verder stelt, dat de schaal van de gebouwen zich dient aan te passen aan die van de binnenstad, sluit dit aan bij onze opmerking op blz. 13 van bedoelde nota, dat wij ons voorstellen middels bestemmingsplannen voor bepaalde delen van de binnenstad een zekere kleinschaligheid te handhaven, vastgelegd in het richtdoel; "Kleinschaligheid city" (Doeloindennota blz. 8, richtdoel 1-5)= De opvatting, dat het autovcrkeersproblecm afhankelijk dient te worden gesteld van de andere doeleinden, past in ons uitgangspuntdat voor een optimale ontwikkeling van de binnenstad een juiste afweging dient plaats te vinden van de factoren welke daarop invloed uitoefenen. Ten aanzien van de voorgestelde praktische uitwerking van de oplossing voor laatstgenoemd probleem door middel van een radiaal wegensysteem, gecombineerd met een binnenstadsring, menen wij ons evenwel afwijzend te moeten opstellen. De daarbij voorgestelde parkeerplaatsen liggen op zodanige afstand van het centrum, dat de loopa,fstanden onaanvaardbaar groot worden, terwijl de binnenring onvoldoende waarborgen biedt om het autoverkeer tussen de diverse parkeeraccommodaties en het interwijk verkeer te verwerken. Het gevolg zal dan ook zijn, dat over een brede strook in de randgebieden storingsverkeer ontstaat, hetgeen ongewenst moet worden geacht. Mede naar aanleiding van opmerkingen uit Uw midden hebben wij ons be raden over de vraag, of in dit stadium, ter vaststelling van de uitgangs punten voor het ontwerpen van een horzien structuurplan voor de binnenstad, kan worden volstaan met het doen van een uitspraak over de in do Doeloinden nota aangegeven standaard- en richtdoelen, of dat hot gewenst is deze uitspraak uit te breiden tot de in do nota aangegeven objectdoelen. Wij zijn tot de conclusie gekomen, dat met het eerste kan worden volstaan. Niettemin achten wij het van belang, dat de aangegeven objectdoolen en taakstellingen in de nota zijn opgenomen, omdat daardoor een nader inzicht kan worden ver kregen in welke richting de uitwerking van de standaard- en richtdoelen zal gaan. Door middel van het structuurplan en de daarna volgende bestemmings plannen zullen de objectdoelon en taakstellingen worden geconcretiseerd. Bij de vaststelling van die plannen wordt dus door U een uitspraak over deze objectdoelen en taakstellingen gedaan. Tenslotte delen wij U mede, dat de Commissie voor de Ruimtelijke Orde ning over deze aangelegenheid zal worden gehoord. Resumerend stellen wij U voor de in do Doeloindennota Binnenstad Leeuwarden aangegeven standa,ard- en richtdoelon te aanvaarden als uitgangs punt voor de herziening van het structuurplan voor de binnensta.d van 1965 Tevens stellen wij U voor op het door hot architectenbureau Ir. J.J.M. Vegter c.s. ingediende verzoek om actieve medewerking te geven aan de realiswring van het "plan-Zaailand" en het hierboven omschreven ver zoek van de Stichting Parkeergarages afwijzend te beschikken. Een concept-Raadsbesluit is aan deze nota toegevoegd. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 89