-2-
Met betrekking tot de naar voren gebrachte beroepsgronden merkt de
-Commissie het volgende op;
Afd. A. In verband met de besvaren voor de omgeving is het gevelvlak
aan de lierman Costerstraat niet in de voorgevelrooili.in ge
plaatst.
In het advies dat Burgemeester en Wethouders aan onze Commissie
hebben uitgebracht, delen zij mede met het Diakonessenhuis van
oordeel te zijn, dat het bouwen van het behandelhuis achter de
voorgevelrooilijn inderdaad het voordeel heeft, dat de meeste
woningen aan de noordzijde van de Herman Costerstraat in een
aantrekkelijker situatie zullen komen te verkeren.
Bij nader inzien menen zij danook, dat alsnog vrijstelling kan
worden gegeven van de eis, opgenomen in artikel 44 van de
Bouwverordening.
De commissie kan zich met dit standpunt verenigen.
Afd. B. liet stellen van voorwaarden inzake parkeermogelijkhedcn is in
strijd met de wet.
Het Diakonessenhuis voert ter nadere adstructie van deze beroeps-
grond aan, dat Burgemeester en Wethouders door de bouwvergun
ning te weigeren in feite een voorwaarde: hebben gesteld ten aan
zien van parkeervoorzieningen, wat in strijd is met het bepaalde
in artikel 48 van de woningwet, aangezien een dergelijke voor
waarde niet kan v/orden aangemerkt als een van de in dat artikel
limitatief opgesomde eisen, waaraan een bouwwerk moot voldoen.
Voor de juistheid van haar opvatting beroept het zich op twee
Koninklijke Besluiten, n.l. van 9 niei 1968, staatsblad 287 en
van 29 oktober 1969» staatsblad 488, waarbij do besluiten van
Burgemeester en Wethouders van resp. de gemeenten Eheden en
Hijmogen werden vernietigd, alsmede op een uitspraak van de Mi
nister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, gedaan
naar aanleiding van schriftelijke vragen over de tekst van ar
tikel 253 van de Model-bouwverordening van de Nederlandse Ge
meenten. (het artikel 258 van de in Leeuwarden geldende bouw
verordening is identiek aan dat van bedoelde Bouw- verordening).
Zie terzake punt 10 van het door het Diakonessenhuis ingediende
beroepschrift. Wat nu de aangehaalde Koninklijke Besluiten en
ministeriële uitspraak betreft wijst de Commissie erop, dat bij
do daar behandelde, gevallen aan de orde was de vraag of het ge
oorloofd is aan een bouwvergunning met. het oog op het troffen
van parkeervoorzieningen financiële voorwaarden te verbinden.
In do onderhavige zaak is er echter geen sprake van dat Burge
meestér en Wethouders voor het verlenen van de gevraagde bouw
vergunning voorwaarden, laat staan financiële, hebben gestold.
Burgemeester en Wethouders overwegen n.l. in hun besluit tot
weigering van de bouwvergunning, dat het ingediende bouwplan
niet voldoet aan de in artikel 258 van de Bouwverordening ge
stelde éis omtrent*parkeervoorzieningen en dat zij in de gegeven
omstandigheden niet"bereid zijn terzake gebruik te maken.van de
in dat artikel opgenomen mogelijkheid tot het verlenen van
vrijstelling van deze eis. Een beroep op deze besluiten en deze
ministeriële uitspraak acht zij dan ook voor de beoordeling van
het aan haar voorgelegde geval niet relevant.
Het toepassen van artikel 258 van de Bouwverordening door Burge
meester en Wethouders bij de beoordeling van het bouwplan is
overigens naar het oordeel van de commissie volkomen terecht
geschied
-3-
Zij wijst er daarbij nog op dat de hierboven reeds vermelde Minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening destijds ten aanzien van arti
kel 258 van de Model-bouwverordening van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten heeft medegedeeld de tekst van dit artikel niet in strijd met
de wet of het algemeen belang te achten.
Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel, dat deze be-
roopsgrond het weigeringsbesluit niet kan aantasten.
Ad. C. De in het geding zijnde Volksgezondheidsbelangen hadden voor het College
aanleiding moeten zijn gebruik te maken van de vrijstellingsbovoogdheden.
Hot Diakonessenhuis. brengt in zijn beroepschrift naar voren, dat voor
een góede behartiging van de Volksgezondheidsbelangen een spoedige tot
standkoming van een behandelhuis van. groot belang is, vooral nu niet
verwacht mag worden, dat binnen redelijke termijn'tot-een verplaatsing
van het ziekenhuis kan worden overgegaan.
De Commissie merkt op, dat do noodzaak tot bouw van het behandelhuis
op zich niet in discussie is. Verschil van mening tussen de gemeente
en hot Diakonessenhuis bestaat omtrent de vraag of het medewerken aan de
realisering van deze uit een oogpunt van Volksgezondheid noodzakelijke
voorziening afhankelijk gesteld mag worden van het al of niet voldoen
aan de in do Bouwverordening opgenomen eis tot het treffen van parkeer
voorzieningen.
In dit verband wijst de Commissie op de haar inziens thans reeds onaan
vaardbare parkeersituatie rondom het Diakonessen ziekenhuis. Reeds nu
kan worden gesteld, dat deze parkeersituatie een te zware belasting
vormt voor hot leefmilieu van de Transvaalwijk. De böuw van het behan
delhuis zal naar het oordeel van de Commissie deze situatie alleen maar
doen verslechteren. De Commissie grondt dit oordeel op de omstandig
heid, dat in de poliklinische behandeling, ten behoeve waarvan het be
handelhuis speciaal wordt opgericht, een progressieve ontwikkeling
valt waar te nemen.
Als gevolg daarvan moet oen toename van de behoefte aan parkeerruimte
rondom hot Diakonessenhuis worden verwacht.
Daar komt nog bij, dat de Commissie van oordeel is dat een belangrijk
aantal van de bij het ingediende bouwplan geprojecteerde parkeerplaatsen
in de praktijk onbruikbaar zal blijken te zijn.
De Commissie meent dan ook, dat het zonder het treffen van betore par
keervoorzieningen - het onderkeldcren van het gebouw ten behoeve van het
parkoren is technisch mogelijk - de bouw van het behandelhuis overeen
komstig het ingediende bouwplan tot. gevolg zal hebben dat gedurende oen
reeks van jaren, .in het bijzonder voor de Transvaalwijk, een steeds
toenemende parkeeroverlast zal ontstaan.
De Commissie komt daarom tot de.conclusie, dat Burgemeester en Mothou
ders door te weigeren in het onderhavige geval gebruik te maken van do
hen toegekende bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling van de
in de Bouwverordening opgenomen parkeoroisen de belangen van het
Diakonessenhuis en van de Transvaalwijk op verantwoorde wijze togen
elkaar hebben afgewogen.
I11 het kader van deze beroepsgrond voert het Diakonessenhuis nog aan
dat het er belang bij heeft, dat alsnog op de bouwaanvrage gunstig
wordt beschikt, omdat deze is ingediend in een periode, waarin voor
de Transvaalwijk geen voorbcreidingsbesluit als bedoeld in artikel
21 van de Met op de Ruimtelijke Ordening gold, zodat het in voorberei
ding zijnde bestemmingsplan bij de beoordeling van het bouwplan geen
rol mag spelen.