M
I
I
Hota Woningbouwbeleid tot 1985»
Bijlage nr. 59 Leeuwarden, 7 februari 1974»
Aan
de Gemeenteraad.
Ingevolge een vorig jaar gedane toezegging hebben wij U onlangs een
nota doen toekomen betreffende het woningbouwbeleid tot 1985- Wij hebben
deze nota, alvorens deze in Uw Raad aan de orde te stellen, aan de Raad
voor de Volkshuisvesting toegezonden met het verzoek terzake advies uit
te brengen en commentaar te leveren. Dit advies, naar de inhoud waarvan
wij U kortheidshalve mogen verwijzen, is bij deze Raadsbrief gevoegd. Wij
menen er goed aan te doen op enkele door de Raad voor de Volkshuisvesting
naar voren gebrachte punten nader in te gaan.
De Raad voor de Volkshuisvesting is in de eerste plaats van mening,
dat de nota van een pessimistische visie omtrent de te verwachten bevol
kingsontwikkeling blijk geeft en dat het mogelijk moet zijn de suburbani
satie terug te draaien. Wij merkeh in dit verband op, dat de nota reeds
uitgaat van een sterke vermindering van de suburbanisatie door het huidi
ge negatieve migratiesaldo in slechts enkele jaren te doen veranderen in
een migratie-evenwichtWij zullen er zeker attent op zijn de in de nota
genoemde cijfers aan te passen, wanneer blijkt, dat een positief migratie
saldo weer tot de mogelijkheden gaat behoren. Met betrekking tot de te
verwachten woningproductie na 1974 mogen wij erop wijzen, dat het produc-
tieoijfer van 500 woningen per jaar in de nota als streefcijfer wordt ge
noemd. Het is niet uitgesloten, dat dit aantal gedurende de eerste jaren
na 1974 nog enigszins zal worden overschreden als gevolg van nu reeds in
voorbereiding zijnde plannen.
Met de visie van de Raad voor de Volkshuisvesting, dat de tijd van
de grote bouwstromen tot het verleden gaat behoren en dat de woningbouw
in de toekomst in kleinere eenheden zal dienen plaats te vinden, kunnen
wij instemmen. Daarbij dient echter niet uit het oog te worden verloren,
dat deze verandering eventueel kosten-verhogend zou kunnen werken. Dit
aspect van de zaak achten wij zeer belangrijk.
Ons voorstel de verhuurbaarheid van grote flats te bevorderen door
het achterwege laten van een of meer jaarlijkse huurverhogingen was niet
zozeer bedoeld als het aangeven van de enige oplossing, doch als voor
beeld van een mogelijke oplossing van de verhuurproblematiek bij deze
categorie flats. Wij kunnen ons ook zeer wel vinden in de door de Raad
voor de Volkshuisvesting aangegeven oplossing, die is gelegen in het goed
afstemmen van deze woningen op de wensen van de bewoners. Onze gedachten
gaan hierbij uit naar het goed onderhouden en verzorgen van de flats en
hun omgeving.
Ook met de suggestie van de Raad van de Volkshuisvesting om een
voorlichtingscentrum met betrekking tot de woonmogelijkheden in Leeuwar
den te realiseren kunnen wij van harte instemmen. Wij voeren momenteel
gesprekken met diverse belanghebbenden omtrent de realisering van een
algemeen voorlichtingscentrum, waarin voor de voorlichting ten aanzien
van het wonen zeer zeker een belangrijke plaats zal worden ingeruimd.
Met betrekking tot de financiële consequenties van de leegstand
merken wij op, dat de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening er bij de behandeling van zijn begroting voor 1974 in de Tweede
Kamer op heeft gewezen, dat men in de komende jaren zal moeten leren leven
met een zekere leegstand om de woningmarkt goed te laten functioneren en
dat bij het financieren van de woningbouwprojecten en het vaststellen
van exploitatierekeningen dan ook rekening dient te worden gehouden met
een dergelijke leegstand. In dit verband wees de minister op het feit,
dat de woningcorporaties in hun exploitatie-opzetten een leegstandsreser
ve van 2fo opnemen, welke men tot voor kort nauwelijks behoefde aan te
spreken.
Wij achten het niet geheel uitgesloten, dat deze reserve in de
komende jaren in sommige gevallen niet toereikend zal zijn.