-2-
Ondanks een volgens de meerderheid der aanwezige leden gewenst geachte
meer positieve benadering van de wcningproblematiek dan uit de nota blijkt
achtte men de cijfermatige benadering van de leegstand voor de komende jaren
wel een reeële voorstelling van zaken. Deze leestand zal zich toch openbaren,
met name in de flats. De meerderheid der aanwezigen vond het een -wezenlijk ge
mis, dat de nota geheel voorbijgaat aan de financiële consequenties hiervan.
Het financiële nadeel dat daaruit zal voortvloeien, werd op niet minder dan
30.000.000,geschat. Deze leden zouden het niet acceptabel achten wanneer
deze consequenties volledig voor de verhuurders zouden worden gelaten.
De Raad was tenslotte van mening dat een prognose voor een bevolkings
ontwikkeling en woningbehoefte tot 1985, zoals de nota aangeeft, een veel te
lange periode is. Niemand kan zo ver vooruit zien. Vandaar dan ook dat het
voorstel, Uw College te verzoeken elk jaar in oktober overleg te plogen over de
noodzakelijke bijsturing voor het komende jaar, unaniem werd aanvaard. De in
schakeling van externe bureaux in deze zaak werd daarbij ten zeerste afgeraden.
Het Presidium van de Raad
voor de Volkshuisvesting,
Nota Woningbouwbeleid tot 1985.
msa»s=;=ïe:=t=:jsz:ir=a=35*ïs=»»=j=s=ï=:s«s«i«=iai3Bfc=a»
1Inleiding.
Als gevolg van de bezorgdheid bij verschillende personen en in
stanties omtrent de huidige situatie van de woningmarkt in. Leeuwarden
en de consequenties van het realiseren van het bestemmingsplan Caramin-
ghaburen hebben wij een onderzoek ingesteld, hoe het is gesteld met de
bezetting van het huidige woningbestand, hoe groot het leegstandsrisi
co zal zijn bij onverminderde woningproduktiewelke correcties op het
rapport-Priemus moeten worden aangebracht en welke consequenties een
en ander zal hebben op het tijdstip van ontsluiting van Camminghaburen-
en op de realisering van de andere bestemmingsplannen in onze gemeente.
Wij menen er goed aan te doen Uw Raad van het resultaat van deze studie,
vervat in de onderhavige nota, in kennis te stellen.
2. Het rapport Priemu3 en het daarop gebaseerde beleid,
In mei 1970 heeft de gemeente het Research-Instituut voor de
Woningbouw te Delft opdracht verleend tot het instellen van een woning
marktonderzoek. Naar aanleiding van het rapport van genoemd instituut
(meestal genoemd het "rapport-Priemus"), datverd uitgebracht in december
1971, heeft de Gemeenteraad, de Raad voor de Volkshuisvesting gehoord,
in zijn vergadering van 29 januari 1973 als doelstelling voor het
woningbouwbeleid tot 1976 aanvaard een jaarlijkse woningproduktie van
ongeveer 1000 woningen.
Deze doelstelling was gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
1. Een sluitende migratiebalans;
2. Wegwerken van het netto aantoonbaar woningtekort van 2044 woningen;
3. Een natuurlijke groei die een woningbehoefte van 500 woningen per
jaar ten gevolge heeft;
4. Het op peil brengen van de leegstand van -Jfo naar 2% van de woning
voorraad;
5. Er is geen rekening gehouden met de te verwachten toenemende vraag
naar zelfstandige huisvesting van alleenstaanden en niet gezins
formaties en het trouwen op steeds jongere leeftijd.
3. Een nadere beschouwing van de periode tot en met 1974.
Sinds het woningmarktonderzoek werd ingesteld zijn reeds enkele
jaren verstreken en het is daarom zinvol de hiervoor genoemde doelstel
ling opnieuw te bekijken.
aDe woningproduktie tot en met 1974.
De op basis van de door de Raad aanvaarde doelstelling ver
eiste produktie van 1000 woningen per jaar zal in de jaren 1973, en
1974 naar verwachting worden gerealiseerd, te vreten respectievelijk
1089 en 1477 woningen. De produktie zal dus hoger zijn dan in de
doelstelling is aangegeven teneinde de in 1971 en 1972 (de woning
produktie was in die jaren respectievelijk 416 en 464 woningen)
opgelopen achterstand weg te werken. Het ziet er zelfs naar uit,
dat de hoge produktie voor 1974 vanwege de huidige negatieve bevol
kingsontwikkeling van Leeuwarden tengevolge zal hebben, dat er een
aanzienlijke leegstand zal ontstaan. Hierop werd onlangs ook gewezen
in een nota van de Federatie van Woningcorporaties. Het is uiteraard
niet meer mogelijk de bouwplannen voor 1974 die nog op het oude be
leidsuitgangspunt waren gebaseerd te temporiseren. De te verwachten
woningreserve kan overigens een goed tegenwicht vormen tegen de sub
urbanisatie, omdat zij het vertrekoverschot uit Leeuwarden zal doen
afnemen. Door een zekere afremming van de produktie na 1974 en in
de verwachting, dat het hoogtepunt van de suburbanisatie dan achter de
rug is, kan de leegstand na 1974 weer worden teruggedrongen.
b. De migratiebalans