- 10 -
Paragraaf 2s_Het gebruik van energie voor_verwa^ing_en_verlichting
ARTIKEL 19 Voorschriften ten aanzien van verwarmings- en verlichtings
installaties en -toestellen
1Het is verboden een verwarmings- of verlichtingsinstallatie of een verwar
mings- of verlichtingstoestel te gebruiken waarvan het gebruik?
a. door de eigenschappen van die installatie of dat toestel zelf,
b. door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of
aangebracht
gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.
2. liet in het eerste lid bedoelde gevaar als gevolg van de eigenschappen wordt
geacht niet aanwezig te zijn bij het gebruik vans
a. elektrische sterkstroominstallaties voor lage spanning die voldoen aan
de veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties, opgenomen
in KEN 1010, uitgave 1962 5
b. centrale verwarmingsinstallaties die voldoen aan de veiligheidseisen
voor centrale verwarmingsinstallaties, opgenomen in NEK 3028, uitgave
1970?
c. centrale verwarmingsinstallaties voor het stoken van gas dat wordt ge
distribueerd door middel van pijpleidingen die bovendien voldoen aan
de gasinstallatievoorschriften, opgenomen in NEN 1078, uitgave 19&3
(met aanvulling 19^9
d. niet op centrale distributienetten aangesloten installaties voor het
stoken met vloeibaar gas die voldoen aan de voorschriften opgenomen
in NEN 3324> uitgave 19&5.
3« Het is verboden een verwarmingstoestel met afvoergelegenheid voor het
stoken van vaste of vloeibare brandstof te gebruiken indien de ver
brandingsgassen daarvan niet worden afgevoerd door middel van een doel
treffend rookkanaal.
4= Het is verboden een verwarmingstoestel voor het stoken met gas te gebruiken
indien de verbrandingsgassen daarvan niet worden afgevoerd door middel
van een doeltreffend rookkanaal of gasafvoerkanaal
5. Het verbod gesteld in het voorgaande lid geldt niet ten aanzien van het
gebruik vans
a. gastoestellen, genoemd in artikel 105, lid 3, van de gasinstallatie
voorschriften opgenomen in NEN 1078, uitgave 19^3 (met aanvulling
1969);
b. gastoestellen met een gesloten verbrandingsruimte, waarvan de verbran
dingsgassen anders dan door een rookkanaal of een gasafvoerkanaal op
veilige en doeltreffende wijze worden afgevoerd;
c. gastoestellen voor verwarmingsdoeleinden die onmiddellijk onder het dak
van een gebouw zijn geplaatst, mits voorzien van een gasafvoerleiding
die voldoet aan de eisen die daaraan zijn gesteld in de gasinstallatie
voorschriften opgenomen in NEN 1078, uitgave 19^3 (met aanvulling 19^9)
6. Van het bepaalde in het derde en vierde lid kunnen burgemeester en
wethouders ontheffing verlenen.
ARTIKEL 20 Vonkenvanger
Het is verboden een rookkanaal te gebruiken zonder dat dit is voorzien van
een deugdelijke inrichting tot het opvangen van vonken, indien het gebruik
van dat rookkanaal, blijkens een bij aangetekende brief aan de gebruiker van
die installatie gezonden aanschrijving van burgemeester en wethouders, drei
gend gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.
- 11 -
ARTIKEL 21 Verplichting de schoorsteen te laten vegen en nazien
1. De gebruiker van een installatie of een toestel voor vaste of vloeibare
brandstoffen is verplicht te zorgen dat het bij die installatie of dat
toestel behorende rookkanaal jaarlijks voor de aanvang van het stoök-
seizoen of, indien de installatie of het toestel ook in de zomer wordt
gebruikt, halfjaarlijks deugdelijk wordt geveegd of anderszins gereinigd
en op zijn goede werking wordt onderzocht.
2. Hij is verplicht het rookkanaal bovendien zo dikwijls te doen vegen of
anderszins te doen reinigen als burgémeester en wethouders nodig oordelen.
3« De gebruiker van een installatie of een toestel voor gasvormige brandstof
fen is verplicht te zorgen dat het bij die installatie of dat toestel
behorende gasafvoerkanaal jaarlijks op zijn goede werking wordt onderzocht
en zo nodig gereinigd.
4= In afwijking van het bepaalde bij het voorgaande lid rust dezelfde ver
plichting als omschreven in het eerste en in het tweede lid op de gebruiker
van een installatie of een toestel voor gasvormige brandstoffen ten aanzien
van het bij die installatie of dat toestel behorende gasafvoerkanaal bij
overgang van het stoken met vaste of vloeibare brandstof naar het stoken
met gas, gedurende vijf jaren na, deze overgang.
?2£2®E22£_5i_§£i_verrichten van werkzaamheden
ARTIKEL 22 Int ern transport, opstelling en opstapeling
Ten aanzien van stoffen, als bedoeld in artikel 11, alsmede Aran goederen en
voorwerpen, die bestaan uit die stoffen, dan wel deze stoffen bevatten of
hebben bevat, en waarmede handelingen worden verricht in de uitoefening
van een bedrijf of nevenbedrijf moeten de volgende verplichtingen worden
nagekomen
a. bij het intern transport mogen geen andere hulpmiddelen worden gebruikt
dan die waarvan het gebruik geen gevaar oplevert voor het ontscaan van
brand;
b. de opslag moet zodanig zijn dat deze geen gevaar oplevert voor het
ontstaan van brand.
ARTIKEL 23 Overpakken, óverschenken, laten overstromen
Bij het wijzigen van de verpakking van stoffen, als bedoeld in artikel 11,
alsmede van goederen en voorwerpen, die bestaan uit die stoffen, dan wel
deze stoffen bevatten of hebben bevat, en waarmede handelingen worden
verricht in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf moeten de volgende
voorzorgen in acht worden genomen?
a. de oorspronkelijke verpakking en etikettering moeten zoveel mogelijk intact
worden gelaten en, indien dat niet mogelijk is, moeten colli worden gevormd
met inachtneming van overeenkomstige voorzorgen tegen het ontstaan van
brand als die welke bij de oorspronkelijke verpakking in acht genomen
Afaren 5
b. het óverschenken en het tappen van een vloeistof uit een vat in een ander
vat mag slechts geschieden indien?
1daarbij voldoende maatregelen tegen het ontstaan van brand zijn
getroffen?
2. deze werkzaamheden worden uitgevoerd door daarin bedreven personen,
voorzien van voor dat doel geschikte kleding en hulpmiddelen.