- 24 -
sluiting van inrichtingen
ARTIKEL 67 Sluiting van een inrichting
Ongeacht de wettelijke bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot het
uitoefenen van politiedwang bij het niet naleven van het bij of krachtens deze
verordening oepaalde kunnen zij, in geval van dreigend gevaar voor het
oncstaan van brand of voor snelle uitbreiding van brand bij het ontstaan
daarvan, overgaan tot gehele of gedeeltelijke sluiting van een inrichting
die gebruikt wordt voor een der in de artikelen 48 tot en met 53 omschre
ven doeleinden, wanneer het belang van de veiligheid van de in of nabij
die inrichting aanwezige personen dat vordert.
ARTIKEL 68 Mededeling van de sluiting
Een besluit om tot gehele of gedeeltelijke sluiting over te gaan, hetzij
wegens het niet nakomen van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde,
hetzij met toepassing van het voorgaande artikel, wordt bij aangetekende
brief medegedeeld aan de rechthebbende.
Een afschrift van het besluit wordt aangebracht bij de hoofdtoegang tot de
inrichting of bij de toegang(en) tot het gesloten gedeelte van de inrichting.
ARTIKEL 69 Verbod tot het gebruik van een gesloten inrichting
Het is verboden een gesloten inrichting of een gesloten gedeelte van een
inrichting overeenkomstig de bestemming van die inrichting te gebruiken.
Gedurende de sluiting van een inrichting als bedoeld in de artikelen 48 tot
en met 51? of van een gedeelte daarvan, is het aan anderen dan
- de rechthebbende
- degenen die werkzaamheden verrichten ten einde de inrichting zodanig te
wijzigen dat zij aan de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde eisen vol
doet, dan wel niet meer onder de werking van de bepalingen van dit hoofd
stuk valt.
- degenen wier aanwezigheid ambtshalve is vereist
verboden zich in die inrichting of in het gesloten gedeelte daarvan te be
vinden.
Gedurende de sluiting van een inrichting als bedoeld in artikel 52, of van een
gedeelte daarvan, is het verboden niet tot het inwonend personeel of niet tot
de gezinnen van de rechthebbende en van het inwonend personeel behorende per
sonen tot het houden van verblijf toe te laten of te gedogen dat anderen
dan die personen in de inrichting of in het gesloten gedeelte daarvan ver
blijf houden.
Gedurende de sluiting van een inrichting als bedoeld in artikel 52, of van
een gedeelte daarvan, is het aan anderen dan de rechthebbende of de personen
die behoren tot het inwonend personeel, of van de gezinnen van de recht
hebbende en van het inwonend personeel, verboden in die inrichting of in het
gesloten gedeelte daarvan verblijf te houden.
- 25 -
ARTIKEL 70 Opheffing van de sluiting overeenkomstig artikel 67
1De gehele of gedeeltelijke sluiting van een inrichting, met toepassing van
artikel 67, wordt opgeheven
- zodra de door burgemeester en wethouders nodig geachte voorzieningen
zijn getroffen?
- zodra de inrichting niet meer onder de werking van dit hoofdstuk valt.
2. Van het besluit tot opheffing van de sluiting wordt schriftelijk mededeling
gedaan aan de rechthebbende.
Paragraaf 3S Overgangsbepalingen
ARTIKEL 71 Kennisgeving reeds in gebruik zijnde inrichtingen
1De rechthebbende op een inrichting als bedoeld in de artikelen 46 tot en met
53 en 55? die bij het in werking treden van deze verordening wordt gebruikt
voor een der in die artikelen genoemde doeleinden, is verplicht binnen drie
maanden na, het in werking treden van deze verordening daarvan aan burge
meester en wethouders kennisgeving te doen.
2. Burgemeester en wethouders geven na ontvangst van de in het voorgaande
lid bedoelde kennisgeving aan degene die de kennisgeving heeft gedaan ter
stond een verklaring van ontvangst af. Deze geldt als een voorlopige ver
klaring inhoudende de toestemming tot het in gebruik houden van de des
betreffende inrichting overeenkomstig de in de kennisgeving vermelde ge
gevens tot het tijdstip van het afgeven van de verklaring bedoeld in het
volgende lid.
3. Binnen twaalf maanden na ontvangst van een kennisgeving a.ls bedoeld in het
eerste lid geven burgemeester en wethouders aan degene die de kennisgeving
heeft gedaan een verklaring af inhoudende;
a. dat de desbetreffende inrichting overeenkomstig de in de kennisgeving-
vermelde gegevens in gebruik mag worden gehouden met inachtneming van de
eisen, welke burgemeester en wethouders daarbij stellen tot het voorkomen
van brand en het beperken van de gevolgen van brand, dan wel
b. dat het in gebruik houden van de inrichting overeenkomstig de in de
kennisgeving vermelde gegevens niet is toegestaan, aangezien door het stel
len van eisen redelijkerwijs geen waarborg kan worden verkregen omtrent
het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
4. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van twaalf maanden, als be
doeld in het voorgaande lid, met ten hoogste drie maanden verlengen, in
welk geval zij voor het verstrijken van de in dat lid genoemde termijn van
hun daartoe strekkend besluit schriftelijk mededeling doen aan degene die
de kennisgeving heeft gedaan.
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gedurende de periode liggend
tussen het afgeven van de verklaring van ontvangst als bedoeld in het tweede
lid, en het afgeven van de verklaring als bedoeld in het derde lid, aanhef en
onder a of b, degene die de kennisgeving heeft gedaan aan te schrijven de
door hen in die aanschrijving vermelde voorzieningen te treffen, indien de
toestand van de inrichting in verband met de belangen die deze verordening
beoogt te behartigen, dat noodzakelijk maakt. Burgemeester en wethouders
stellen in de aanschrijving een termijn waarbinnen de voorzieningen moeten
zijn getroffen. Artikel 54? tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Degene tot wie de aanschrijving is gericht, is verplicht deze op te volgen.