ITr. 5055. BE RAAD BEE GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 april 1974 (bijlage nr, 116 BESLUIT tot het vorkopen aan J. Eeitsma, wonende te Leeuwarden, Gysbert Japic::- straat 95» van het eerder in erfpacht uitgegeven perceel, plaatselijk bekend Gysbert Japicxstraat 95? kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G, nummer 96G8, groot 92 m2, voor een prijs van 2.517?cn voorts onder de volgende bedingen: 1. koper aanvaardt het terrein vrij van hypotheek, beslag en huur cn vorder in de toestand, waarin dit zich ten tijde van de eigendoms overdracht bevindt, met alle lusten, lasten, plichten, erfdienst baarheden, ons., daartoe van ouds en mot recht behorende, wordende de tijdens het erfpachtsrecht door de betreffende erfpachter of diens rechtsvoorgangers gevestigde erfdienstbaarheden gestand gedaan: zonodig in afwijking van het bepaalde in artikel 771 slot van het Burgerlijk Wetboek; 2. allo op de grondoverdracht vallende kosten, daaronder begrepen die van de levering van eon afschrift van de akte ten behoeve van hot gemeente-archiefkomen voor rekening van de koper; p. do levering geschiedt op de dag van het verlijden van de akte van overdracht 4. het risico voor en het onderhoud van het gekochte en alle daarvan geheven wordende en nog te heffen lasten en belastingen komen vanaf do lovoring voor rekening van de koper; 5- de gemeente Leeuwarden is tot geen andere vrijwaring gehouden dan die wegens uitwinning; 6. partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als bedoeld, in de artikelen 1J02 en 1305 van het Burgerlijk Wetboek. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Preadvies inzake de toestand en ontwikkeling van het terrein ten oosten _ran de Sint Jacobsstraat en ten zuiden van het Gouverneursplein. Bijlage nr, 117. Leeuwarden, 11 april 1974» Aan de Gemeenteraad. In het kader van de huisvestingsproblematiek met betrekking tot de zetel van het Gemeentebestuur en de Secretarie waren er enkele jaren geleden plannen om de toenmaals nodige uitbreiding van het Stadhuiscomplex te realiseren op een terrein aan de oostzijde van de Sint Jacobsstraat ten zuiden van het Gouverneurs- plein. In 1971 kreeg de gemeente echter de mogelijkheid het voormalig Stadhouderlijk kof te verwerven. Aangezien in dit gebouw kon worden voorzien in de benodigde werk ruimten voor de wethouders, enkele vergaderzalen en in de huisvesting van twee secretarie—afdelingen was de verwerving van de panden op het hierboven omschreven terrein voor de stadhuisuitbreiding niet langer noodzakelijk. Uw Baad besloot op 5 juli 1971, dat de panden op het betreffende terrein, voorzover nog geen gemeente-eigendom, diendon te worden aangekocht en afgebroken en dat het terrein voorlopig de bestemming "parkeerterrein" zou krijgen, een en ander in af wachting van een definitieve bestemming in het kader van het structuurplan voor de binnenstad. Nadat Uw Raad de doeleinden voor de binnenstad had vastgesteld is bij ons de vraag gerezen of de uitvoering van het Raadsbesluit van 5 juli 1971 niet in strijd zou zijn met de door U vastgestelde standaard— en richtdoelen. Wij hebben dit probleem in november 1973 voorgelegd aan de Stadhuiscommissie, die met ons van me— nmg was, dat een voortzetting van de aankooppogingen met betrekking tot de nog niet verworven panden ten oosten van de Sint Jacobsstraat geen aanbeveling meer verdi ende. Be Stadhuiscommissie adviseerde ons college met de winkeliersvereniging Sint Jacobsstraat over deze ontwikkeling en de mogelijke toekomstige bestemming van het betrokken gebied in overleg te treden. Bit gesprek heeft plaats gevonden op 7 januari 1974. Tezelfdertijd waren wij nog in onderhandeling met de heer B.P.J. de Jonge omtrent de aankoop van het hem in eigendom toebehorende pand Sint Jacobsstraat 22. waarvan de verwerving voor de realisering van de oorspronkelijke plannen noodzakelijk was. Daar wij, gezien de lange duur van de gevoerde onderhandelingen, van mening waren, dat het niet behoorlijk zou zijn de onderhandelingen op grond van de gewijzigde omstandigheden zonder meer te beëindigen, hebben wij na overleg met de Commissie voor het Grondbedrijf, de directeur Grondbedrijf van do Dienst Stadsontwikkeling opgedragen een laatste bod ten bedrage van 387*500,(dat is inclusief schadevergoeding wegens bedrijfsverplaatsing) op het pand Sint Jacobs straat 22 uit te brengen. De heer Be Jonge vond dit bod onaanvaardbaar. Hierop is de heer De Jonge in eerste instantie mondeling en na latere gesprekken ook schrifte lijk medegedeeld, dat hij van ons college vooralsnog geen initiatieven meor kon verwachten met betrekking tot de verwerving van het hem in eigendom toebehor'*:::d.e pand. De heer De Jonge heeft zich bij brief van 15 februari 1974 tot U gewend net de vraag, of de kosten die hij heeft gemaakt terzake van het verstrekken van gegevens omtrent bedrijfsverplaatsing en belasxing—consequenties te zijnen lasxe behoren te blijven. Met betrekking tot deze vraag merken wij op, dat voor het uitvoeren van do in het kader van de onderhandelingen noodzakelijke taxaties en berekeningen in onderling overleg ten behoeve van beide partijen de Nederlandse Bakker!j—stichting is ingeschakeld. De kosten hiervan heeft de gemeente voor haar rekening genomen Mede gezien het feit, dat de onderhandelingen eerst zijn beëindigd, nadat van de zijde van de gemeente een ons inziens acceptabel bod was uitgebracht bestaat er naar ors oordeel zowel op juridische als morele gronden geen reden de heer De Jonge een kostenvergoeding toe te kennen. Wij stellen U voor adressant dienovereenkomstig te berichten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1974 | | pagina 40