Noo 5059„
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 april 1974 (hij-
lage no, 124);
BESLUIT:
I. aan te kopen van B. van der Veer en diens echtgenote E.K. Weingartner, heiden
wonende te Leeuwarden, Werkmanslust 125, de percelen met opstallen, plaatselijk
hekend Werkmanslust 125 en 126, kadastraal hekend gemeente Leeuwarden, sectie
F, nummers 4276 en 4277, respectievelijk groot '61 en 61 centiare, voor een
prijs van in totaal 19.000,en voorts onder de volgende bedingen:
1o het onroerend goed wordt overgedragen met alles wat daarop cf daarin aan
wezig is, voorzover door de Wet als onroerend aangemerkt wordende, en met
alle daarop rustende erfdienstbaarheden en lasten en daaraan verbonden
rechten, doch vrij van huur, hypotheek en beslag;
2. de levering geschiedt op do dag van het verlijden van de akte van over
dracht
3. van de levering af komen alle zakelijke lasten en belastingen, welke
van de over te dragen percelen met opstallen xrorden geheven, voor rekening
van de gemeente Leeuwarden;
4. de verkopers zijn tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot die wegens
uitwinning;
5„ partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als
bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek;
6, vooruitlopende op de definitieve eigendomsoverdracht verlenen de verkopers
c.n de gemeente Leeuxvarden het recht om vrijelijk over het onroerend goed
tc beschikken met ingang van 27 maart 1974, of met ingang van de datum,
waarop zij na 27 maart 1974 het onroerend goed ontruimd hebben opgeleverd
en de koper hiervan in kennis hebben gesteld;
7, het risico voor het gekochte komt voor rekening van de gemeente Leeuwarden
vanaf het moment van het tot stand komen van het besluit van de Gemeente
raad tot aankoop van het onderhavig onroerend goed;
80 de kosten van overdracht komen voor rekening van de gemeente Leeuwarden;
II. de onder I bedoelde percelen onder te brengen in het Woningbedrijf.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Preadvies inzake wateroverlast in Lekkumerend—Oost.
Bijlage no. i25 Leeuwarden, 11 april 1974.
Aan
de gemeenteraad.
Op iO december j.lo heeft U om preadvies in onze handen gesteld een brief
van de heer J.A. Schönfeld, Robinsonstraat 226, alhier, en anderen, waarin wordt
geklaagd over wateroverlast in het plan Lekkumerend—oost
Wij zijn na bestudering van dit onderwerp tot de volgende conplusies gekomen.,
1Klagers voeren aan, dat de hoge grondwaterstand in dit gebied een gevolg is o.m.
van het niet omwoelen van het oude maaiveld voordat tot de ophoging is overge
gaan. Deze bewering is niet juist, omdat het oude maaiveld voor de ophoging
wel werd geploegd. Wij moeten daarbij echter wel opmerken, dat in het onderhavige
geval opnieuw is gebleken, dat het effect van het ploegen tot bijna nihil wordt
gereduceerd zodra net totale grondlichaam geheel met water verzadigd is. Dit
laatste zal uiteraard gedurende de wintermaanden regelmatig kunnen voorkomen.
2. De klachten van wateroverlast hehben alleen betrekking op dat gedeelte van het
bestemmingsplan Lekkumerend-oostvjaarin de eengezinswoningen zijn gebouwd;
de terreinen, waarop de etagexroningen zijn gesticht, leveren in dit opzicht
generlei moeilijkheden op.
3. De feitelijke oorzaak van de wateroverlast moet worden gezocht in de grondwater-
stand. In onze gemeente moet er op worden gerekend, dat de grondwaterstand gedu
rende de wintermaanden en gedurende andere natte perioden van het jaar veelal
overeenkomt met de maaiveldhoogte, aangezien in die perioden de regenval
groter is dan de verdamping.
4» In de zomermaanden verdampt veel bodemwater, waardoor het niveau van het grond
water zelfs lager kan worden dan het normale grondwaterpeil. Deze situatie doet
zich voor wanneer de verdamping groter is dan de regenval. In een niet te natte
zomer zal derhalve het euvel van de wateroverlast praktisch niet voorkomen.
De aanwezigheid van water onder de vloeren van eengezinswoningen kan worden
voorkomen door het funderen van de x-roningen op een waterdichte, al of niet
onderheide, bak, of door de woningen op een zodanige hoogte te bouwen, dat de
bodemafsluiting op tenminste de maaiveldhoogte komt te liggen. De in het plan
Leldcumerend-oost gebouwde eengezinswoningen voldoen niet aan deze voorwaarden.
Deze situatie kan slechts xrorden opgelost door het treffen van bijzondere voor
zieningen.
6. De aanwezigheid van water onder de vloeren is niet zo bezwaarlijk indien de bui
zen van de c.v.—installaties in deze woningen, voorzover onder de vloeren aange
bracht, zich op een zodanige hoogte bevinden, dat het grondwater deze leidingen
niet kan bereiken, alsmede indien de ruimte onder de vloeren op voldoende xri-jze
is geventileerd.
7.. Zodra de beplanting in het plan Lekkumerend—oost zich flink heeft ontwikkeld
zal het gebied, zeker droger worden, omdat deze beplanting dan zorgt voor een
extra verdamping van een deel van het grondwater. Bovendien zullen, naarmate de
begroeiing van grasvelden, plantsoenen enz. sterker wordt, de plantenwortels
dieper de grond intrekken, waardoor in het algemeen de doorlatendheid van de
grond beter wordt. Ook dit zal de waterstand in gunstige sin beïnvloeden.
8. De ervaring in de plannen Lekkumerend en Bilgaard heeft geleerd, dat het aan
brengen van een drainering in de groenpartijen en langs de eengezinswoningen
in ieder geval voor een aantal jaren een goede oplossing biedt voor het water
probleem.
9. Het treffen van provisorische maatregelen in de vorm van het afvoeren van het
onder de vloeren staande water naar de gemeentelijke riolering kan niet worden
getolereerd, omdat de openbare riolering, die het afvalwater naar de rioolwater
zuiveringsinstallatie aan de Greunsx/eg voert, op een dergelijke aanvoer van
grondwater niet is berekend.