Artikel VI. Het in artikel 10 vermelde recht van 19,50 wordt gewijzigd in 21,55. Artikel VII. He in artikel 11, 2e lid, vermelde "bedragen van 14en 6,worden gewijzigd in respectievelijk 16,en 6,75. Artikel VIII. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1975. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Onroerend goedbelasting. Extra heffing van 10,per inwoner Bijlage no. 339 Leeuwarden, 28 november 1974» Aan de Gemeenteraad. Bij raadsbesluit van 10.december 1973 is vastgesteld de verordening op de heffing van onroerend-goedbelastingen. Als heffingsgrondslag is gekozen de waarde der objecten in het economische ver keer. Uitgaande van de destijds veronderstelde wettelijk toegestane maximale opbrengst van 9.5OO.OOO,en de veronderstelde totaalsom van de economische waarden van alle panden van 1.400.000.000,is destijds voor de gebruikers van de panden een voorlopig tarief berekend van 9,Per volle 3.000,waarde en voor de zake lijk gerechtigden (eigenaren, opstalhouders, erfpachters etc.) van de panden een voorlopig tarief van 11,25 per volle 3.000,waarde. Wij hebben toen in het dest treffende voorstel (bijlage 341aangekondigd, dat vrij U tegen het eind van 1974 een nader voorstel zouden doen m.b.t. de definitieve vaststelling van de tarieven. Inmiddels zijn de panden voor het merendeel geschat en zijn nieuwe gegevens beschikbaar over de hoogte van het bedrag, dat als totale opbrengst van de belasting in 1975 maximaal kan worden geheven. Tevens zijn door de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en van Financiën richtlijnen gegeven waaruit blijkt welke opbrengst de onroerend—goedbelasting in art. 12 gemeenten minimaal dient te hebben. Wat de maximaal toegelaten opbrengst betreft kan nu worden gesteld, dat deze voor onze gemeente bedraagt: a. voor dê gebruikers van panden 12$ van 44.000.000,(gemeentefondsuitkering) 5.300.000, b„ voor de zakelijk gerechtigden 15$ van 44.000.000,(gemeentefondsuitkering) 6.600.000,— Maximaal toegestane opbrengst De minimaal verplichte opbrengst is voor art. 12-gemeenten het bedrag, dat ge lijk is aan de som van de opbrengsten van de personele belasting, de grondbelasting en de straat- en rioolbelasting, indien die zouden zijn gehandhaafd. Voor onze gemeente is dit bedrag <£__^i.222a222a== Zie voor de berekening van dit bedr&g blz. 8 van de aanbiedingsbrief bij de gemeentebegroting voor 1975» Over de totaalsom van de economische waarden zijn inmiddels meer betrouwbare gegevens voorhanden, nu de meeste schattingen hebben plaats gehad. Het blijkt, dat deze totaalsom niet veel zal afwijken van de eerste aanname t.w. ongeveer 1.400.000.000, Uitgaande van de minimale opbrengst van 8.7OO.OOO,levert dit voor de ge bruikers en eigenaren gezamenlijk een tarief op van 13,60 per volle 3.000, waarde. Destijds is op basis van een opbrengst van 9.500.000,een gezamenlijk tarief van 20,25 berekend. Teneinde na, te gaan hoe een opbrengst van 8.7OO.OOO,over de Deide groepen belastingplichtigen moet worden omgeslagen, hebben vrij een opstelling gemaakt van wat gebruikers en zakelijk gerechtigden nu zouden betalen aan de vervallende heffingen (personele—, grond— en straat— on rioolbelasting) als die belastingen na i januari 1975 zouden blijven worden geheven volgens de voor art. 12—gemeenten verplichte minimum—tari even de groep gebruikers zou dan moeten opbrengen 2.155.000, de groep zakelijk gerechtigden zou moeten opbrengen 6.545.000, f 3.700.000,— jfL is*- .•ar - yi.1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1974 | | pagina 308