I I Bijlage 7 (vervolg) Deze verfijningen zijn verhogingen van de algemene uitkering toe te kennen op grond van het aanwezig zijn in Bepaalde gemeen ten of groepen van gemeenten van bepaalde, niet voor alle gemeenten geldende kostenverhogende factoren. De toekenning van een verfijning geschiedt ongeacht het feit of de begroting van de gemeente al dan niet sluitend is. De financiële positie van de gemeente speelt daarbij dus geen rol. Een verfijningsver hoging vloeit voort, uit de Algemene Maatregel van Bestuur en wordt derhalve zonder meer toegekend, indien de in de regeling genoemde omstandigheden zich voordoen. De Raad voor de gemeentefinanciën heeft in zijn advies van 13 juni 1968 met betrekking tot voorstellen voor een (her) verdeling van de middelen van het gemeentefonds de volgende in deling van de verfijningsmogelijkheden gegeven, welke indeling mede zinvol is, omdat zij bepaalde inzichten in de verfijningspro- blematiek kan geven. a. structuurverfijningen, welke een zekere vergoeding beogen te geven voor hogere kosten als gevolg van bijzondere, van andere gemeenten afwijkende, structurele eigenschappen. Tot deze groep behoren o.m. dc verfijning voor gemeenten met een slechte bodemgesteldheid, die voor de waddeneilanden en voor steden met een oude historische kern. b. Functionele verfijningen. Hieronder vallen verfijningen, die gericht zijn op het vervullen van een zekere centrumfunctie ten behoeve van de inwoners van andere gemeenten, en ook ver fijningen als die voor recreatiegemeenten, voor gemeenten met een inrichting voor wetenschappelijk onderwijs. c. Ericticverfijningen. Een voorbeeld van deze categorie is de verfijning voor gemeenten met een dalende c.q_. met een meer dan normaal toenemende bevolking, alsmede die voor gemeenten in de probleem- en ontwikkelingsgebieden, die een snelle ontwikkeling hebben door te maken. Een zekere frictie tussen inkomsten en uitgaven is -met name in kleinere gemeenten- ook waar te nemen bij do noodzaak tot het doen van kapitaal uitgaven, waarbij dc uitgaven vermeerderen, zonder dat de inkomsten uit uitkeringen of anderszins zich daaraan voldoende aanpassen. Tot de liierbedoelde categorie kunnen dan ook mede worden gerekend de overigens reeds dicht bij bijzondere doel uitkeringen staande kapitaallastenvorfijningen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1974 | | pagina 77