"bedrijven, net name bars, aanzienlijk toegenomen. Dit heeft tot gevolg gehad, dat" ons 'Klachten hobbèn' bereikt"ö'ver overlast ore; door lawaai van - auto'-s en bromfietsen. Deze overlast wordt met name in de nachtelijke uren onder vonden. Ook vanuit Uw Raad is r reeds enige malen bij ons op aangedrongen de mogelijkheden te onderzoeken hieraan paal en perk te stellen. Wij hebben ons hierop beraden en wij zijn tot de conclusie gekomen, dat ter bescher ming van het leefmilieu sen verdere toepassing van artikel 18 van de Drank en Horecawet thans gewenst, zo niet noodzakelijk is. Sen en ander dient naar ons oordeel in te houden,' dat een verbod tot uitoefening van het horecabedrijf wordt ingesteld voor die delen van 1c stad, welke eai specifie ke woonfunctie hebben en waar het exploiteren van horecabedrijven niet anderszins wordt gereguleerd, lij denken daarbij aan de gebieden gelegen tus sen de rondweg en in hat koorden, Oosten en Weston de stadsgrachten en in het Zuiden de spoorlijn, an voorts aan het gedeelte van de binnenstad, ge legen rond de Grote Kerk. Ter realisering van het bovenstaande bieden wij hierbij een ontwerp-verordnning aan tot wijziging van de Drank- en Horeca- verordening. Ter toelichting van dit ontworp merken wij nog het volgende op. Artikel 1.1 Het ontworp beoogt een verbod tot het uitoefenen van het horecabedrijf in te stellen in het bovenomschreven gebied. Wij wijzen er op, dat - door het gebied, waarvoor hot verbod geldt, zo beperkt mogelijk te houden - het go- vaar vermeden vordt, dat de verordening zou tenderen naar een feitelijk creëren van een maximum stelsel. Artikei 1.2 Dit artikel komt thans reeds voor in de Drank- jn Horecaverordening. Artikel 3 «3. Dit artikel veriaent ons College de bevoegdheid van het verbod vervat in de artikelen 1-1 en Z.2 ontheffing te verlenen. Voor wat betreft vervqt in arm: 3.1 en J.2 ontheffing te verlenen. Voor wat betreft het verDoci kei '3.1zal de ontheffing uitsluitend kunnen worden verleend indien de bescherming van hst leefmilieu zich daartegen niet verzet en de inrichting, \*raarvoor ontheffing wordt verleend, in het betreffende gebied 'oen specifieke functie vervult (bijv. een buurtcafé). Het vierde lid van dit artikel bevat een overgangsbepaling, inhoudende dat 'de ondernemers, die" op het moment van inwerkingtreding van deze verordening een vergunning hebben ingevolge artikel 3> eerste lid, onder a, van de Drank- en Horecawe.t geacht' worden een ontheffing, als in artikel 3«3 bedoeld, te hebben verkregen. Artikel 10,2. Tegen een besluit, waarbij een ontheffing, als bedoeld in artikel 3 «3» is geweigerd, onder beperkingen is verleend, waaraan voorwaarden zijn verbonden, is ingetrokken of gewijzigd, staat bex'oep open op Gedeputeerde Staten, In dit verband zij gewezen op het Koninklijk besluit van 5 april 1974» oo. 33 waarbij de Kroon ten aanzien van de verordening van de gemeente Vlieland overwoog, dat indien tegen een dergelijk besluit beroep openstaat op Gede puteerde Staten, de rechtszekerheid van belanghebbende voldoende is ge waarborgd. Ten aanzien van de overige bepalingen van de Drank— en Horecaverordening blijft het in de verordening reeds bestaande beroep op de Gemeenteraad ge handhaafd. Wij marken voorts nog op dat artikel 71 v®n wet ge strafbepaling ten aanzien van overtreding van deze verordening regelt. Blijkens dit artikel wordt overtreding van deze verordening gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste tweeduizend gulden. Onder mededeling, dat do adviezen van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid, de Kamer van Koophandel en de Commissie ter voorbereiding Verordening tot wijziging zijn gelegd, stellen wij U voor de van de Drank- en Horecaverordening vast te stellen Overeenkomstig bijgaard ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J.S. Brandsma Burgemeester do Jong j Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1975 | | pagina 125