NO. 4561 O
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelet op het bepaalde in de artikelen 13, 2 bis en 2ter, 70 en 126, lid 1,
van de Lager—onderwijswet 1920;
gelezen het advies van Burgemeester en Wethouders van 10 april 1975 (bijlage
no. 96)
BESLUIT:
vast te
stellen, dat de in artikel h
loden 2bis en 2ter van de Lager—onderwijs
wet 1920 bedoelde vergoeding van de kosten, verbonden aan het bezoeken van scholen
voor buitengewoon onderwijs, gerekend met ingang van 1 januari 1975 toegekend zal
worden naar de volgende maatstaf:
I. vervoer per trein of bus voor leerlingen van scholen voor buitengewoon onderwijs
aan debiele-, imbeciele,zie kelijke- en slechthorende kinderen, alsmede aan kinderen
met leer-^ en opvoedingsmoeilijkheden;
II. particulier vervoer (auto of busje) van de onder I genoemde kinderen, voorzover
uit een verklying van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst blijkt, dat vervoer
per trein of bus op onoverkomelijke bezwaren stuit.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretarie
Verzwaring elektriciteitsnet ten behoeve van agrarische bedrijven.
Bijlage no. 97. Leeuwarden, 10 april 1975»
Aan de gemeenteraad.
In de laatste jaren is er sprake van een voortgaande mechanisatie
en vergroting bij de bedrijven in de agrarische sector.
Door de toename van op elektriciteit werkende installaties en
apparatuur neemt het elektriciteitsverbruik regelmatig toe. Haast de
reeds bestaande apparatuur voor elektrisch melken, hooiventilatoren,
transportbanden e.d. is thans het gebruik van een koeltank voor de
opslag van melk op de boerderij in opkomst.
Het is duidelijk, dat het toenemende elektriciteitsverbruik eisen
stelt aan de capaciteit van het elektriciteitsnet. In onze gemeente
zijn de elektriciteitsaansluitingen van agrarische bedrijven in de
afgelopen jaren reeds tot 5 kW verzwaard. Een dergelijke maximum
belasting is echter in de nabije toekomst (en voor oen aantal bedrijven
reeds thans) niet meer voldoende voor een goede bedrijfsvoering. Over
belasting leidt tot storing bij de overige gebruikers van het elektrici
teitsnet. Gesteld kan worden, dat een goede elektriciteitsvoorziening
een belang van de eerste orde is voor de verdere modernisering van
agrarische bedrijven.
Een en ander was in 1973 voor het provinciaal bestuur aanleiding
tot de installatie van de commissie "Netverzwaring Agrarische Bedrijven",
die een oplossing moest zoeken voor de financieel-economische problemen
waarvoor het agrarisch bedrijfsleven zich ziet gesteld wanneer tot een
verdere versterking van het distributienet voor elektriciteit wordt
overgegaan.
De genoemde commissie heeft over deze materie een gedocumenteerd
rapport uitgebracht; het ligt voor tor inzage.
De commissie bracht in hoofdlijnen de volgende adviezen uit-:
a. het netverzwaringsbeleid zou moeten worden afgestemd op een minimale
behoefte van 25 kW voor ieder levensvatbaar agrarisch bedrijf, waarbij
de mogelijkheid aanwezig moet zijn om in de toekomst te kunnen
beschikken over hogere vermogens, bijvoorbeeld 50 kW. De verzwaring
zou in 7 jaar voltooid moeten zijn;
b. aangezien met de verzwaring van het elektriciteitsnet op deze schaal
uiteraard aanzienlijke bedragen zijn gemoeid ware ongeveer de helft
van de kosten aan het agrarisch bedrijf door te berekenen in de vorm
van een uniforme bijdrage ineens en de andere helft in de vorm van
een opslag van 25/ó op de kosten van het elektriciteitsverbruik van
alle agrarische bedrijven gedurende 12 jaar;-
c. voor de financiële begeleiding en verantwoording zou een Landbouw^-
elektrifikatiefonds opgericht moeten worden. Dit fonds krijgt dan
enerzijds de kosten van de netverzwaring in rekening gesteld door het
elektriciteitsbedrijf, terwijl het anderzijds de inkomsten ontvangt
van de bijdragen ineens, de 25/^ opslag op de elektriciteitsnota,
eventuele subsidies e.d. Het L.E.P. heeft dus een egalisatie- en
financieringsfunctie en draagt voorts risico's wanneer aflossings
verplichtingen niet worden nagekomen en wanneer uiteindelijk een te
gering aantal bedrijven aan de netverzwaring deel zou nemen.