Het overleg onder leiding van Prof» Stolte resulteerde in een interim
nota waarin door de Beleidsgroep een aantal uitgangspunten werd gefor
muleerd.
Inmiddels kwam de ziekenhuiscommissie - na een ingesteld onderzoek ter
plaatse - in mei 1974 met het advies het bestaande Diakonessenhuis te
sluiten en amoveren, de huidige capaciteit van het Bonifatiushospitaal
te handhaven en een nieuw ziekenhuis te bouwen op het terrein van
Triotel waarvan het aldaar bestaande ziekenhuis-gedeelte een onderdeel
zal zijn.
Vervolgens is op bestuursniveau onder leiding van de Geneeskundig Inspec
teur van de Volksgezondheid alsnog getracht te komen tot een gezamenlijk
standpunt met betrekking tot de integratie van de drie ziekenhuizen, waar
bij bovengenoemd advies als uitgangspunt diende.
De door de Geneeskundig Inspecteur voorgestelde integratie zou bestaan
uit een overgangsfase en een eindfase. Over de overgangsfase werd tijdens
dit overleg in principe overeenstemming bereikt. Deze fase was als volgt
geformuleerd;
"Er wordt een overkoepelende besluitencentrale benoemd die handelingsbe
voegdheid krijgt t.a.v. een aantal met name genoemde zaken waaronder b.v.
een aantal van de op blz. 8 van de interimnota genoemde punten.
Deze besluitencentrale krijgt van de drie besturen de opdracht om te
streven naar een tweetal ziekenhuiscomplexen (lokaties Noord en Zuid)
waarvan het dienstenpakket van elk afzonderlijk zowel qualitatief als
quantitatief groter zal zijn dan dat van een gemiddeld Nederlands streek
ziekenhuis.
De genoemde besluitencentrale wordt samengesteld uit een gelijk aantal be
stuursleden van elk der drio ziekenhuizen.
T.a.v. de funktieverdeling is voor besluiten eenstemmigheid binnen de
besluitencentrale noodzakelijk. Indien deze eenstemmigheid niet kan worden
gerealiseerd is verbindende arbitrage voorgeschreven, (eventueel kan
hetzelfde afgesproken worden t.a.v. andere te nemen besluiten).
In een verklaring die voor het ingaan van deze fase wordt uitgeven wordt
mede uiting gegeven aan de wens van de drie ziekenhuizen gezamenlijk de
verantwoordelijkheid te dragen voor oplossing van moeilijkheden die ten
gevolge van de reorganisatie kunnen ontstaan.
De voorbereiding van de besluiten van de besluitencentrale geschiedt
door een driemanschap gevormd uit de directies der drie ziekenhuizen.
De op blz. 8 van de interimnota genoemde bevoegdheden zijn onder meer;
a. vaststelling van de totaliteit van de dienstverlening, de verdeling der
taken over de drie lokaties, wijzigingen in de totaliteit c.q. onder
linge taakverdeling;
b. de vaststellingen van de investeringsplannen en -begrotingen;
c. de vaststellingen van de exploitatiebegrotingen en -rekeningen;
d. de financiering van investeringen en exploitatie;
e. de invoering van ingrijpende wijzigingen in de interne organisatie van
één der instellingen;
f. de verdere voortgang van de integratie.
De overgangsfase zou uiterlijk moeten duren tot het tijdstip waarop de
huidige lokatie van het Diakonessenhuis wordt verlaten.
Het gesprek onder leiding van de Geneeskundig Inspecteur is afgebroken
wegens een meningverschil over de bestuursformatie en de beslissingsbe
voegdheid in de eindfase.
Bij brief van 9 oktober 1974 verzocht het bestuur van het Diakonessenhuis
ons gezamenlijk de mogelijkheden na te gaan van een verdere uitwerking van
de bereidverklaring. Wij hebben ons - mede op het advies van de Commissie
voor de Dienst voor de Gezondheidszorg - op het standpunt gesteld dat een
hervatting van het gesprek, zoals door het bestuur van het Diakonessen
huis voorgesteld niet mogelijk was.
Tijdens besprekingen tussen de ziekenhuizen in de voorliggende maanden
was naar onze mening gebleken dat de standpunten in feite niet ver uit
elkaar lagen, met name omdat over de overgangsfase overeenstemming be
stond.
Een terugvallen op de intentieverklaring zou dan ook een stap terug zijn
op weg naar een noodzakelijke, optimale integratie van de ziekenhuisvoor
zieningen in Leeuwarden.
Op grond van het vorenstaande achtten wij mogelijkheden aanwezig voor
hervatting van het overleg. Eerste voorwaarde hiervoor was het scheppen
van een gunstig klimaat.
Door middel van gesprekken van ons College met de Ziekenhuisbesturen af
zonderlijk hebben wij getracht een opening te vinden voor hervatting van
het overleg.
Hierbij is uitgegaan van datgene waarover tijdens de gesprekken onder lei
ding van de geneeskundig inspecteur reeds overeenstemming was bereikt. Ter
afronding van deze gesprekken vond er op 28 april j.l. onder leiding van
de voorzitter van ons College een gesprek plaats met de delegaties van de
drio ziekenhuizen gezamenlijk.
Wij zijn bijzonder verheugd dat laatstgenoemd gesprek heeft geresulteerd
in een bereidverklaring van de drie besturen tot hervatting van het overleg
onder voorzitterschap van de heer H.T. Kijlstra. Wij hebben het voorbehoud
gemaakt dat, alvorens het overleg wordt hervat, U zich dient uit te spre
ken over de hieraan ten grondslag liggende uitgangspunten. Deze uitgangs
punten kunnen als volgt worden samengevat.
1. Over de overgangsfase bestond reeds overeenstemming. Voor deze fase
blijft de verklaring "Kijlstra" van 25 september 1974 van kracht.
2. In de eindfase is er één ziekenhuisinstituut met een hoofdbestuur, dat
alle bevoegdheden heeft met betrekking tot de beide ziekenhuis lokaties.
3. Het onder 2 genoemde hoofdbestuur regelt de samenstelling en de bevoegd
heden van de huisbesturen.
4« Het onder 2 genoemde hoofdbestuur zal bestaan uit 13 leden, waarvan 5
worden aangewezen door het bestuur van het Bonifatiushospitaal, 5 door
het bestuur van het Diakonessenhuis en 3? waaronder de voorzitter, door
de gemeenteraad. De benoeming van de voorzitter vindt eerst plaats nadat
de besturen van het Diakonessenhuis en het Bonifatiushospitaal zich met
de voordracht hebben verenigd.
5. T.a.v. nog nader vast te leggen essentiële punten zal bij de besluit
vorming in het hoofdbestuur een 2/3 meerderheid vereist zijn.
Onder mededeling dat de commissie voor de Dienst voor de Gezondhoids-zorg
zich hiermee kan verenigen stellen wij IJ voor;
1. in te stemmen met bovengenoemde uitgangspunten;
2. ons te machtigen met inachtneming van het vorenstaande aan het verdere
overleg deel te nemen.
Tenslotte merken wij nog op dat de personele consequenties van het voren
staande een afzónderlijk punt in het overleg zullen uitmaken. Wij hebben
een werkgroep ingesteld, die deze problematiek thans bestudeert.
Wij hebben de indruk dat de technische mogelijkheden aanwezig zijn dat
het personeel de verkregen rechten kan behouden.
Zodra het verdere overleg daartoe aanleiding geeft komen wij op deze zaak
t erug
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
de Jong
Secretaris.