- 2 - V/at "betreft de in de nota ontwikkelde gedachten omtrent het functioneren van de Sportraad merken wij het volgende op. Bij de instelling van de functionele raden is niet in de eerste plaats gedacht aan het opdragen van uitvoerende taken aan deze raden. Principieel is het evenwel mogelijk de raden met bepaalde beheerstaken te belasten. Tijdens de behandeling van het beleidsplan is overeengekomen, dat bepaalde facetten van het functioneren van de raden binnen afzienbare tijd nader onder ogen zullen worden gezien. Ook het opdragen van beheerstaken zal daarbij worden bezien. Op bladzijde 57 wordt gesproken over een beleidsnota, "V/elzijn in Leeuwarden" waarin voor alle sectoren van het welzijn een visie op middellange termijn zou moeten worden opgenomen. In de meerjarenramingen en in het beleidsplan 1975-1978 komt onze visie met betrekking tot de welzijnssector reeds tot uitdrukking. V/ij zullen in de komende beleidsnota's daaraan aandacht blijven besteden. Ook de functionele raden zullen hun inbreng moeten blijven leveren bij het verder tot ontwikkeling brengen van het te voeren beleid. De conclusies van de Sportraad betreffende de gemeentelijke taken op sport- en recreatiegebied zijn bij de behandeling van het beleidsplan 1975-1978 nagenoeg allo besproken. Voor het realiseren van do onder e t/m h genoemde conclusies zijn wij in hoofdzaak afhankelijk van de ontwikkelingen op landelijk terrein en vooral van financiële middelen die hiervoor beschikbaar worden gesteld. Met betrekking tot de subsidiëring van de topsport verwijzen wij naar hot besluit van de Raad van 25 juni 1973» bijlage no. 195 om, naar aanleiding van ons voorstel, een fonds voor de amateurtopsport in het lovon te roepen. V/ij stellen U voor deze nota met inachtneming van het bovenstaande, de komende jaren mede tot uitgangspunt te nemen bij het te voeren sportbeleid in onze gemeente. Burgemeester en l/cthouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris. ITota Kunstbeleid. Bijlage no. 157» Leeuwarden, 12 juni 1975» Aan de gemeentera.ad. Teneinde meer zicht te kunnen krijgen op het totaal van te treffen voor zieningen op het gebied van de cultuur en.tot een meer samenhangend aantal beleidsmaatregelen te kunnen komen, hebben wij indertijd do Culturele Raad verzocht een beleidsvisie te ontwikkelen. Na een periode van intensief onderzoek en overleg verscheen medio augustus 1974 do Nota Kunstbeleid, die wij U inmiddels hebben doen toekomen. Aan verschillende facetten uit deze nota werd reeds aandacht besteed bij de behandeling van het beleidsplan 1975-1978, terwijl ook bij het opstellen van de begroting 1978 en het beleidsplan 1977-1980 verschillende problemen aan de orde zullen komen, vooral ook in samenhang met de financiële consequenties ervan. V/ij menen in deze raadsbrief dan ook te kunnen volstaan met het maken van een aantal algemene opmerkingen over de inhoud van de nota, mét name ooic ever die onderwerpen, waar wij een van de Culturele Raad afwijkend standpunt innemen. Vooraf willen wij echter onze waardering voor dit werkstuk en voor de vele werkzaamheden, die aan de totstandkoming ervan vooraf zijn gegaan, uitspreken. Met betrekking tot de op pagina 9 van de nota geformuleerde uitgangspunten voor een beleid op kunstgebied zijn wij op het punt van de eisen, die aan een goed functionerend overlegorgaan gesteld moeten worden, van oordeel, dat de thans werkende Culturele Raad deze taak zal kunnen invullen. Het toekennen van beheersbevoegdheden aan de raad is formeel mogelijk. Binnen afzienbare tijd zal deze zaak door on3 nader onder ogen worden gezien. Overigens verwijzen wij U naar hetgeen wij terzake in ons commentaar op de beleidsnota van de Raad voor Sportaangelegenheden hebben gesteld. In het algemeen zijn wij echter van mening, dat uitvoering van taken met het daaraan verbonden beheer beter overgelaten zou kunnen worden aan daartoe geëigende instellingen, zoals bijv. de stichting Kreativiteitscentrum, de stichting Culturele Centra e.d. Ten aanzien van hetgeen in de inleiding van het hoofdstuk over de kunstzinnige vorming is vermeld, menen wij te moeten opmerken dat, zo er al sprake was van een achterstand op dit terrein in onze gemeente, de afgelopen jaren een aantal maatregelen zijn getroffen of in voorbereiding zijn, die een eventuele achterstand ten opzichte van gemeenten van vergelijkbare grootte teniet zullen doen. In dit verband achten wij de voorgenomen instelling van een sectie kunstzinnige vorming van de Culturele Raad, waartoe de instellingsverordening mogelijkheden biedt, van groot belang. V/ij merken op dat deze sectie vooral een coördinerende en adviserende rol op het gebied van het te voeren beleid aal moeten hebben en dc stichting Kreativiteitscentrum als "doe-orgaan" zal Hoeten worden beschouwd. Rij hebben kennis genomen van het op pagina 15 van de nota aangegeven voornemen van dc Culturele Raad om tot een nieuw stolsel van percontageregelingen op het gebied van de monumentale kunst te komen, waarbij beeldende kunstenaars hij projecten van verschillende aard zullen kunnen worden ingeschakeld. Bij de beoordeling van voorstellen op dit punt zal ook het advies van een onlangs door de afdeling friesland van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ingestelde werkgroep percentageregelingen" betrokken kunnen worden, V/ij noeten er in dit verband wel op wijzen, dat de financiële consequenties van één en ander beperkingen zullen kunnen opleggen. Te door de Culturele Raad bepleite verhogingen van de jaarlijkse stortingen in enkele fondsen op het gebied van de beeldende kunst zullen bij de behandeling van de beleidsnota 1977-1980 nader aan de orde worden gesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1975 | | pagina 237