Artikel XX.
Artikel 26 wordt gelezen als volgt:
"1De leges bedragen voor:
a. bemoeiingen met een aanvraag ter verkrijging van
een rijbewijs ingevolge de wegenverkeerswet of
ter verkrijging van een duplicaat van een rijbewijs
b. het aanbrengen van een wijziging in het op een
rijbewijs vermelde adres
2. Het in het eerste lid onder a van dit artikel genoemde tarief
wordt net 5,verhoogd indien bij de aanvraag om een van de
normale urjasduur afwijkende behandeling wordt gevraagd".
Artikel XXI.
In artikel 27 wordt voor 10, 15,-- en 25, vermeld
onder respectievelijk a, b en c gelezen respectievelijk 11,
16,50 en 27,50.
Artikel XXII.
neze verordening treedt in werking op de dag volgende op die,
waarop heb oericht van de koninklijke goedkeuring ter kennis van
burgemeester en Wethouders is gekomen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
va.n
Secretaris.
Wijzigen van de "Verordening onroerend-goedbelastingen"
Bijlage no. 176
Leeuwarden, 12 juni 1975
Aan de Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma
de Jong
Burgemeester.
Voorzitter.
Bij brief van 21 maart 1975 heeft de Raad van Kerken Leeuwarden
verzocht de vrijstellingsbepaling inzake de onroerend-goedbelastingen
voor kerkgebouwen uit te breiden tot de pastori'én en kosterijen van de
diverse kerkelijke gemeenschappen. Genoemde Raad is van mening dat de
pastori'én en kosterswoningen in het kerkelijk werk een functie vervullen,
die niet los te koppelen is van de kerkelijke.
Met betrekking tot deze brief die U op 15 april j.l. om préadvies
in onze handen heeft gesteld, merken wij het volgende op.
Op grond van artikel 275 van de gemeentewet en artikel 11 van het
Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen zijn de kerkgebouwen van
de onroerend-goedbelastingen vrijgesteld. Deze wettelijke vrijstelling
strekt zich, met betrekking tot de "eigenarenheffing"tevens uit tot de
ambtswoningen indien deze woningen één geheel vormen met de kerkgebouwen.
Voor ambtswoningen die niet één geheel vormen met de kerkgebouwen geldt
de wettelijke vrijstelling niet.
Wij zijn van mening dat het billijk is dat voor laatstbedoelde ambts
woningen een zelfde regeling wordt getroffen als voor de ambtswoningen
die met de kerkgebouwen één geheel vormen. Wij stellen dan ook voor dié
ambtswoningen, die niet één geheel vormen met de kerkgebouwen, voor zover
zij toebehoren aan kerkgenootschappen, eveneens van de "eigenarenheffing"
vrij te stellen. Deze vrijstelling zal eveneens moeten gelden voor ambts
woningen, die toebehoren aan rechtspersoonlijkheid bezittende genootschap
pen op geestelijke grondslag als bedoeld in de artikelen 15 en 14 van de
Wet Premie Kerkenbouw.
Voorts hebben enkele kerkbesturen die een begraafplaats exploiteren,
verzocht deze begraafplaatsen van de onroerend-goedbelastingen vrij te
stellen. In de vigerende verordening zijn de begraafplaatsen niet vrij
gesteld. Ook de gemeentelijke begraafplaatsen vallen derhalve onder de
heffing van deze belastingen. Uit een oogpunt van juiste kostentoerekening
achten wij dit ook juist. Wij zijn daarom van mening dat ten aanzien van
door kerkgenootschappen geëxploiteerde begraafplaatsen een zelfde gedrags
lijn dient te worden gevolgd.
Onder mededeling dat de Commissie voor de Financiën is gehoord, stel
len wij IJ voor de Verordening onroerend-goedbelastingen te wijzigen overeen
komstig het hierbij gevoegde ontwerp-besluit.
Secretaris.
aaw