No. 10255 DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 14 augustus 1975 (bijlage no. 211); Gelet op de artikelen 171 en 228 van de gemeentewet; BESLUIT? aan Cornells Tadema, van beroep aannemer, wonende te Leeuwarden, het recht van opstal te verlenen cp een gedeelte van het ten noorden van Tulpenburg gelegen perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G, no. 15724? welk gedeelte op de bij dit besluit behorende tekening geel- gekleurd is aangegeven en welk gedeelte een grootte heeft van plm. 266 ca, voor onbepaalde tijd, ingaande op de datum van de uit dit besluit voort vloeiende akte en voorts onder de volgende bepalingen en bedingen? 1. opstalhouder is verplicht jaarlijks op de datum van de uit dit besluit voortvloeiende akte aan de gemeente te voldoen bij vooruitbetaling een vergoeding van 1.064,bij niet- of niet-tijdige betaling van deze vergoeding heeft de gemeente de bevoegdheid dadelijk het opstalrecht te doen beëindigen zonder dat enige ingebrekestelling of rechterlijke uitspraak zal zijn vereist; 2. opstalhouder kan het onroerend goed in eigen gebruik en genot aanvaar den op de onder 1 gemelde datum, in de staat, waarin het zich dan be vindt, met alle daaraan verbonden heersende en lijdende erfdienstbaar heden, rechten en lasten; de gemeente waarborgt de opstalhouder het rustig en vreedzaam bezit van zijn recht van opstal; zij zal het onroe rend goed niet verder met erfdienstbaarheden of ander zakelijke rechten mogen belasten; verschil tussen de werkelijke en de hiervoor opgegeven grootte zal geen aanleiding geven tot enigerlei rechtsvordering, hoe ook genaamd; 5. opstalhouder is gerechtigd op het onroerend goed die gebouwen, werken of beplantingen op te richten, waarvan de omvang, de aard en de bestem ming vooraf zijn goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders; 4. de onroerend-goedbelasting en alle verdere zakelijke lasten, welke van het onroerend goed worden geheven, komen voor rekening van de opstalhou der met ingang van de onder 1 genoemde datum en blijven te zijnen laste tot de eerste januari na het einde van het opstalrecht; 5. de onder 1 gemelde vergoeding moet worden voldaan zonder enige kosten, korting, inhouding of vergelijking; met name is de opstalhouder niet ge rechtigd de korting, bedoeld bij artikel 48 van de wet van 26 mei 1870 (S. nr. 82) betrekkelijk de onroerend-goedbelasting, toe te passen; 6. het is de opstalhouder bekend, dat de opstallen te zijner tijd verwij derd dienen te worden ten behoeve van de verwezenlijking van stedebouw- kundige maatregelen, verkeersvoorzieningen en dergelijke; in verband hiermede heeft de gemeente de bevoegdheid het opstalrecht te allen tijde te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, in dien zij met het oog op de uitvoering van bedoelde maatregelen c.q. voorzieningen tot afbraak van het bouwwerk wenst over te gaan; het oor deel omtrent de vraag of afbraak reeds noodzakelijk is, komt enkel toe aan de gemeente en kan door opstalhouder niet worden aangevochten;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1975 | | pagina 345