- stichting en beheer van sociaal-culturele voorzieningen, die van meer dan lokale betekenis zijn» De Raad meent, dat een dergelijke uitholling van het gemeentelijk takenpakket niet aanvaardbaar is en dat ook niet is aangetoond, dat dit noodzakelijk zou zijn, De functie van de gemeente, de bestuurslaag welke het dichtst bij de burgers staat, is juist het gehele overheidsbeleid naar deze burgers toe te vertalen en op de plaatselijke behoeften toe te spitsen en uit te voeren. Een dergelijke functie vraagt niet om een exact omschreven takenpakket, doch om een taakomschrijving, welke een integrale beleidsvoering mogelijk maakt, waarbij provincie en gemeente in principe bevoegd blijven zelf uit te maken wat tot de huishouding van beide behoort. Bij een dergelijk volwaardig lokaal bestuur kan de burger zich het beste tot gelding laten komen. De gedachte provincies-nieuwe stijl zijn zo grootschalig en staan daardoor zo ver van de betrokkenen af, dat deze bestuursorganen niet zonder afbreuk te doen aan de democratie een deel van het lokale bestuur kunnen overnemen. Het gevaar be staat n.l. dat technocratie de gang van zaken te veel zal gaan beheersen. De Raad is van oordeel, dat de Regering door in het concept-cntwerp de be stuurstaken in deeltaken te splitsen en deze vervolgens toe te wijzen aan ge meenten, maar vooral aan de provincies, fundamenteel onjuist handelt en zich te veel heeft laten leiden door overwegingen ven techniek en efficiency. Be stuurlijke organisatie is evenwel niet in de eerste plaats een zaak van admi- nistratief-technische aard? de keuze die men doet voor een bepaald maatschap- pij-type speelt daarbij tevens een belangrijke rol. De Raad betreurt dan ook, dat de Regering in het concept—ontwerp niet meer ge bracht heeft de rationalisering van het beleid en de democratisering van het openbaar bestuur, in een zo juist mogelijke afweging tot elkaar, te bereiken door werkelijk inhoud te geven aan het ook door haar gehanteerd begrip van coa plementair bestuur. Onder dit begrip dient te worden verstaan, dat de verschil lende elkaar aanvullende en corrigerende bestuurslagen (rijk, provincie en ge meente) door middel van voortdurende informatie-uitwisseling en overleg, in gezamenlijke verantwoordelijkheid en op basis van gelijlcwaardigheid tot een op elkaar afgestemd Deleid komen. Elke bestuurslaag heeft in principe een inte grals bestuurstaak. De plaats van elke bestuurslaag in het totaal bepaalt ver volgens de wijze, waarop de bestuurstaak op een bepaald niveau wordt uitgevoex Daarbij zal het uiteraard voor een goede vervulling van de Lestuursopdi'acht, waarvoor de overheid staat, nodig zijn, dat door instelling van permanente overlegorganen een goede communicatie tussen deze bestuurslagen wordt gewaar borgd. Een dergelijk complementair bestuur zal echter nimmer goed kunnen mnctioneren wanneer niet sprake is van een volwaardige en krachtige bestuurs laag op gemeentelijk niveau. In tegenstelling tot de vergaande uitwerking van overdracht van gemeentelijke taken aan de provincies-nieuwe stijl is het opvallend, dat de decentralisatie van rijks baken, door de regering zelf als een belangrijk doel van de reorga nisatie van het bestuur genoemd, nauwelijks wordt geconcretiseerd. De gekozen schaal van de provincies-nieuwe stijl, mede beïnvloed door het als het ware in elkaar schuiven van de regionale en provinciale bestuurslaag, zou daarvoor toch wel zeer geschikt moeten worden geacht. De naad is dan ook van oordeel, dat aan de overdracht van taken van Rijk naar provincie een meer concrete inhoud dient te worden gegeven. Hij denkt daarbij met name aan de mogelijkheid taken, die thans worden uitgevoerd door provincial directies, consulentschappen en rijksinspecties over te dragen aan de provincie nieuwe stijl. Gedeconcentreerde rijksdiensten hollen het bestuur op het midden niveau uit. Bovendien oefenen deze diensten mede als gevolg van de omstandig heid, dat er sprake is van een slecht gecoördineerde beleidsafstemming tussen de verschillende ministeries, hun taak zonder voldoende integratie in het al gemeen bestuursbeleid uit. intermediaire planning en coördinatie is een taak voor de provincies-nieuwe stijl. -3~ Conclusie De algemene conclusie van de Raad luidt dan ook, dat de taken van iedere be stuurslaag behoren te worden afgeleid uit de plaats en de functie, die elke bestuurslaag heeft. Een opsplitsing van taken over'gemeente en provincie- nieuwe stijl wordt afgewezen. De schaalvergroting, die zich voordoet en vaak wordt gehanteerd, als argument voor reorganisatie van het bestuur kan inderdaad gevolgen hebben voor de feitelijke toepassing van het beginsel van de complementariteit, doch mag niet leiden tot een invoeren van een taakverdeling tussen rijk, provincie en ge meente. In het algemeen kan worden gesteld, dat de gemeente zich met alle ta ken moet kunnen bezighouden, die uit hun aard tot de functie van het lokaal bestuur gerekend moeten worden. Alleen dan kan de democratie aan de oasis bot zijn recht komen. De functie van de provincie ligt op het terrein van planning en coördinatie^ in verband waarmede de provincie een belangrijke rol zal moeten vervuilen bij de totstandkoming van permanente overlegorganen tussen de drie bestuurslagen. Het Rijk tenslotte dient eenheid van recht, beleid en bestuur ce bevorderen en te bewaken en voorwaarden te scheppen voor het goed functioneren van net bestuur. Financiële aspecten. Het concept-ontwerp gaat er van uit, dat de gemeenten en provincies bij de toedeling van de financiën onafhankelijk van elkaar zullen zijn. Haast een financiële verhouding rijk-gemeenten wordt een verhouding rijk-provincies voorgestaan. Legt de provincie aan de gemeente in medebewind taken op, dan zullen de kosten daarvan in het algemeen door de provincie aan de gemeente worden vergoed. Deze financiële compensatie zal worden verstrekt uit de alge mene middelen of doeluitkeringen, welke door het Rijk aan de provincies be schikbaar worden gesteld. De Raad meent dat dit systeem leidt tot bevoogding van de gemeenten door de provincies-nieuwe stijl. In dit verband wijst de Raad ook nog op het gevaar voor uitholling van het lokaal bestuur, dat uitgaat van het instituut van koppelsubsidies. Een rijks subsidie en in de toekomst eventueel een provinciaal subsidie wordt dan af hankelijk gesteld van directe invloed van het rijk of provincie bij de keuze, opzet of uitvoering van een gemeentelijk project. De bestuurlijke structuur wordt hiermede ondoorzichtig en de bestuursmarge van de gemeenteraad steeds verder verkleind. In het memorandum wordt verder gesteld, dat zowel de provincies als de ge meenten elk over een eigen belastinggebied kunnen beschikken. Nieuwe soorten van belastingen voor de lagere overheid worden niet wenselijk geacht, in verband waarmede het zwaartepunt van de belastingheffing door de lagere overheid zal dienen te liggen bij de bevoegdheid tot heffing op onroerend goed. Het belangrijkste deel van deze belastingopbrengst, n.l. de heffing van de zakelijke gerechtigden - eigenaren van onroerend goed, alsmede van de gebrui kers van onroerend goed, niet zijnde woningen, gaat echter naar de provincie over. In het bijzonder de gemeenten met veel onroerend goed, niet zijnde woningen, zullen relatief veel opbrengst kwijt raken. Dit lijkt onbillijk. Juist deze gemeenten zullen vaak veel meer aan welzijnsvoorzieningen moeten doen dan woongemeenten zonder industrie en dienstverlenende bedrijven. Boven dien is het zo, dat gemeenten ook uitgaven zullen moeten doen waarvan de eige naren en gebruikers van bedrijven e.d. profijt trekken. De Raad acht het dan ook niet juist dat de gemeenten die categorieën niet in de heffing zouden mogen betrekken. De Raad vreest, dat de praktijk zal uitwijzen, dat de gemeentelijke belasting opbrengst uiterst beperkt zal zijn. Wanneer in het memorandum door de Rege ring wordt gesteld, dat deze belastingopbrengst de gemeente - gelet op het aangepaste takenpakket - voldoende ruimte zal bieden om in de kosten van wenselijk geachte voorzieningen te voorzien, dan meent de Raad daaruit te moeten opmaken, dat dit gemeentelijk takenpakket dan ook niet veel voor kan stellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1975 | | pagina 463