Advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge
de Bouwverordening, betreffende een beroepschrift van de heer R. Wijbenga
te Goutum tegen de aanhouding van de beslissing op een door hem
ingediende bouwaanvrage
Bijlage no. 71» Leeuwarden, 20 maart 1975»
Aan de gemeenteraad.
De neer R. Wijbenga, Oer de Peart 1A, te Goutum heeft bij brief
van 7 januari 1974 beroep bij deGemeenteraad ingesteld tegen het besluit
van burgemeester en wethouders, d.d. 11 november 1974» no. B 256/74»
waarbij de beslissing op zijn verzoek om bouwergunning is aangehouden
totdat omtrer.t de goedkeuring van het bestemmingsplan voor het buitengebied
onherroepelijk is beslist.
Overeenkomstig artikel 590, lid 2, van de Bouwerordening hebben
burgemeester en wethouders (hierna genoemd het college) dit beroepschrift
- vergezeld van hun advies - bij brief van 25 januari 1975 in handen
gesteld van deze commissie.
Het beroepschrift, dat tijdig is ingekomen, is foutief geadresseerd,
t.w. aan het college in plaats van - 3toals de Woningwet voorschrijft -
aan de gemeenteraad. Nu de bedoeling duidelijk in de brief is weergegeven
behoeft dit naar de mening van de commissie niet tot een niet-ontvankelijl:
verkla.ring te leiden.
Zowel appellant als een vertegenwoordiger van het college is door
de commissie gehoord.
Met betrekking- tot de ingediende bouwaanvrage merkt de commissie
het volgende op.
Eet bouwplan voorziet in de uitbreiding van een bestaande bioloods
aan de TeamsorGyk te Goutum door de aanbouw van een paardenbox en
berging. Het college heeft de beslissing op de bouwaanvrage aangehouden,
omdat - hoewel het bouwplan niet strijdt met het geldende bestemmingsplan
"plan in hoofdzaken gemeente Leeuwarderadeel" - de bouw/plaats is gelegen
binnen het gebied, waarvoor bij raadsbesluit van 8 januari 1975 een nieuw
bestemmingsplan voor het buitengebied van Leeuwarden is vastgesteld.
De commissie heeft geconstateerd, dat doze beslissing in overeenstemui
is met de Woningwet. Ingevolge artikel 50» licL 2 en 5» van deze wet moet
de beslissing op de bouwaanvrage worden aangehouden, indien er geen grond
is om de vergunning te weigeren en voor het gebied waarin het bouwwerk zal
worden uitgevoerd een bestemmingsplan is vastgesteld. De aanhouding duurt
totdat omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan onherroepelijk is
beslist.
Voorts heeft de commissie onderzocht of de aangevraagde vergunning
met toepassing van artikel 50, lid 3 van de Woningwet toch zou kunnen
worden verleend,- zulks in afwijking van de algemene aanhoudingsplicht
zoals hierboven omschreven. Het is de commissie daarbij gebleken dat het
bouwplan afwijkt var. liet nieuw vastgestelde en door Gedeputeerde Staten
goedgekeurde bestemmingsplan. (De reden dat dit plan nog geen rechtskracht
heeft is gelegen in het feit, dat togen de goedkeuring van een onderdeel
van dit plan beroep is ingesteld tij de Kroon).
Het betrokken perceel is bij dit plan namelijk bestemd voor "agrarisch
gebied C". Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd..
Van dit verbod kan vrijstelling worden verleend ten behoeve van de bouw
van niet; voor bewoning bestemde gebouwen van lichte konstruktie, nood
zakelijk voor do uitoefening van een agrarisch bedrijf, zoals zomermelk-
staller. en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits de
oppervlakte daarvan niet meer dan 100 m2 zal bedragen.