In hot beroepschrift gaat appellante nog in op de mededeling van
burgemeester en wethouders, gedaan in hun brief d.d. 1 juli 1975 waar
bij het weigoringsbesluit word toegezonden. Burgemeester en wethouders
wijzen er daarbij op dat het op grond van artikel 552, 2e lid van de
Bouwerordening, verboden is in de garageruimtezonder dat deze voor
dat doel is verbouwd, een supermarkt te vestigen. Appellante meent dent
het college met toepassing van dit artikel het gebruik van het pand wil
gaan regelen (in planologische zin), terwijl aan deze bepaling geen
planologische betekenis mag worden toegekend. Zij- verwijst daarbij naar
een arrest van de Hoge Raad van 28 juni 1974»
Hieromtrent merken vrij het volgende op.
Artikel 352, 2e lid luidt als volgt; "Het is verboden niet in een bestem
mingsplan begrepen bouwwerken en hun aanhorigheden te gebruiken in strijd
mot de bestemming die zij blijkens hun constructie dan wel inrichting
hebben"
Artikel 352, 2e lid is een bouwkundige bepaling. Dit betekent derhalve,
dat indien constructie en inrichting mot hofgebruik van hot gebouw voor
meerdere bestemmingen in overeenstemming zijn een dienovereenkomstig
gebruik niet door hot verbod van artikel 352, 2e lid wordt getroffen.
■Do commissie heeft geconstateerd dat burgemeester en wethouders
deze bepaling ook slechts in zijn bouwkundige betekenis hebben aa.ngeh.aald.
In bedoelde brief is namelijk met zoveel woorden gestold dat hot ge
bouw in de' bestaande toestand qua constructie en inrichting niet voldoet
aan de eisen welke op grond van de Bouwverordening moeten worden gestold
aan oen supermarkt. Genoemd zijn daarbij het ontbreken van voldoende reële
parkeerruimte en de noodzakelijk aan te brengen brandveiligheidsvoor
zieningen. Hieruit blijkt duidelijk dat om bouwkundige redenen - het zij
hier ten overvloede nog eens vermeld, dat ook artikel 258 oen bouwkundige
bepaling is - de bestemming van de garagcruimtc tot supermarkt door het
collego in strijd wordt geacht met het verbod, vervat in artikel 352,
2e lid.
Het vorenstaande samenvattende meent de commissie dat het ingediende
beroepschrift ongegrond behoort te worden verklaard.
Tenslotte meent de commissie er juist aan te doen hier te stellen
dat - hoewel appellante deze niet bestrijdt - do motivering van
burgemeester en wethouders, op grond waarvan zij tot do conclusie zijn
gekomen, dat zowel in de parkeerruimte aan de Ruysdaelstraat 8 als aan
de Brans Halsstraat 6 niet voldoende reële parkeergelegenheid kan worden
gevonden, volledig door haar wordt onderschreven.
Zij stolt do gemeenteraad dan ook voor het beroepschrift onder
overneming van de hierbovenstaande motivering ongegrond te verklaren.
Een concept-besluit is hierna afgedrukt.
De commissie van advies inzake beroepschriften
ingevolge do Bouwverordening,
Mir. B.P. v.G. Veen Voorzitter.
Mr. W.J.G. Reumr
Secretaris.
lio3 83/75.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Beschikkende op het beroepschrift, ingekomen op 29 juli 1975? van de
firma Gebr. van der Wijk, te dezer zake woonplaats kiezende te Leiden,
Rapenburg 36tegen het besluit van burgemeester en wethouders van 24 juni
1975? nr. B 08/75, waarbij de bouwvergunning is geweigerd voor het
verbouwen van een garageruimte tot verkoopruimte voor levensmiddelen
(supermarkt) en overdekte ruimte voor het parkeren van auto's en het
stallen van fietsen, op het perceel Ruysdaelstraat 8, alhier, kadastraal
bekend gemeente Huizum, sectie A, nr. 1038;
overwegende, dat het besluit tot weigering door burgemeester en
wethouders op de juiste gronden is genomen;
dat het in beroep aangevoerde geen aanleiding kan geven de gevraagde
vergunning alsnog te verlenen;
gezien het advies van 16 oktober 1975 van de commissie van advies
inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening (Bijlage nr. 515
gelet op artikel 51 van de Woningwet
BESLUIT
onder overneming van de motivering, zoals die is opgenomen in het hiervoor
genoemde advies, het ingediende beroepschrift ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.