- 8 - Artikel XXIV. A. Van artikel 129 worden do leden 2 en 3 vernummerd tot do leden 3 on 4. B. Lid 1 wordt vervangen door de volgende leden 1 en 2; 1De vloer van een badruimte moot waterdicht zijn en voorzien van opstaande kanton van ten minste 40 mm hoog. 2. In een badruimte moet een lozingsgelegenheid aanwezig zijn ten behoeve van de in de ruimte aanwezige bad- en douchegelegonheid. Artikel XXV. Van artikel 148 wordt lid 1, onder h, vervangen door: h» een aansluitpunt voor een wasapparaat nabij de plaatsingsruimte bedoeld in artikel 76a. Indien dit aansluitpunt in de badruimte is gelegen moet het zich op ten minste 2 m hoogte boven de vloer bevinden en zijn voorzien van een schakelaar als bedoeld in artikel 476 van NEN 1010, uitgave 1962. Artikel XXVI. Artikel 149 wordt als volgt gewijzigd: A. Lid 2 wordt vervangen door: 2. De in artikel 148 lid 1, onder j, bedoelde schakel- en vcrdeelapparatuur moet zodanig kunnen worden uitgebreid dat daardoor zonder bezwaar aan de installatie 20 van het aantal groepen, met een minimum van één groep, kan worden toegevoegd. B. Toegevoegd wordt een nieuw lid 4, luidende: 4. Indien ton behoeve van de verlichting van een gemeenschappelijk trappe- huis, een gemeenschappelijke gang, een galerij of een hollingbaan van een tot bewoning bestemd gebouw twee of meer lichtpunten zijn aangebracht, dan moeten deze over ten minste twee groepen zodanig zijn verdeeld, dat bij het uitvallen van één der groepen de ruimte verlicht blijft. Niet van toepassing is het bepaalde in het voorgaande van dit lid met betrekking tot een tot bewoning bestemd gebouw, dat is voorzien van een noodverlichtingsinstallatie. Artikel XXVII. Van artikel 160 worden opschrift en inhoud als volgt gewijzigd: A. Hoogteligging van funderingen en van de onderkant van buitenwanden en bouwmuren indien geen fundering op staal wordt toegepast. B. De huidige tekst van artikel 160 wordt aangeduid als lid 1. C. Toegevoegd wordt een nieuw tweede lid, luidende: 2. De onderkant van buitenwanden en bouwmuren en de daarbij behorende onderdelen moeten tot ten minste 0,40 m boneden de hoogte van hot aansluitend terrein bij voltooiing van de bouw reiken en, behoudens de vereiste ventilatie- en doorvoeropeningen, van gesloten constructie zijn. Niet van toepassing is het bepaalde in het voorgaande van dit lid op buitenwanden waarvan de onderkant is gelegen op ton minste 1 m boven de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1976 | | pagina 16