-4- De noordelijke economie wordt ondermeer als volgt gekenschetst: "De onevenwichtige verdeling dei* migratiesaldidie er op kan "duiden dat het Noorden voor jongeren onvoldoende opleidings-, ont "plooiïngs- en carrièremogelijkheden te bieden heeft, de nog "steeds bestaande inkomensachterstand, alsmede het feit, dat in "tijden van recessie de werkloosheidscijfers steeds aanzienlijk "hoger zijn dan in ons land als geheel, zijn evenzovele aanwij zingen dat de noordelijke economie vergeleken met die van ons "land als geheel, nog als zwak moet worden gekarakteriseerd" "(citaat pag. 3). Een confrontatie van de verwachte beroepsbevolking in 1980 met die der werkgelegenheid geeft als slotsom dat bij overigens on gewijzigde omstandigheden er in het jaar 1980 een werkgelegenheids tekort in het gehele Noorden zal zijn van ca. 50.000 arbeidsplaat sen. Op basis van het uitgangspunt dat in de provincie Friesland ongeveer een derde deel van de totale werkgelegenheid van het Noorden aanwezig is, betekent dit voor Friesland in 1980 een te kort van ca. 17.000 arbeidsplaatsen. Ter vergelijking zij hierbij opgemerkt dat de werkloosheid in Friesland gemiddeld over 1975 ca. 11.000 bedroeg. Uit de verdeling van het Noorden in COROP-gebieden blijkt dat in het COROP-gebied Noord Friesland ongeveer een zesde deel van de totale werkgelegenheid van het Noorden is geconcentreerd. Leeuwarden neemt in dit gebied een dominerende positie in. Né centraal Groningen, waar ongeveer een vierde deel van de noorde lijke werkgelegenheid aanwezig is, neemt Noord Friesland qua om vang van de werkgelegenheid een tweede plaats in op de ranglijst van economische gebieden in het Noorden. Meer dan de helft van de totale werkgelegenheid van Friesland is in het betreffende ge bied aanwezig. Met name deze drie door de werkgroep "economische ontwikkeling" geconstateerde feiten zullen moeten dienen als richtsnoer bij het formuleren en vaststellen van het beleid op regionaal economisch gebied en de komende jaren. Het regionaal economisch beleid zal er op gericht moeten zijn zo mogelijk de gesignaleerde tekortkomingen in de noordelijke economie op te heffen. Dit beleid zal tevens zo danige instrumenten moeten bevatten dat een zo omvangrijk werk- gelegenheidstekort als nu wordt geïndiceerd, niet kan ontstaan. Indien het toekomstig beleid hierin niet slaagt, zal dit kunnen betekenen dat zich opnieuw een situatie gaat voordoen van omvang rijke kwantitatieve, maar vooral ook kwalitatieve verliezen qua beroepsbevolking. De verzwakking van de sociale, maatschappelijke en economische structuur, die hiervan het gevolg is, is voor het Noorden en speciaal ook voor Friesland niet aanvaardbaar. Het zou bovendien in strijd zijn met het principe van een evenwichtige verdeling van bevolking en werkgelegenheid en ook van inkomen over de onderscheiden deelgebieden in Nederland. Het realiseren van dergelijke doelstellingen van regionaal econo misch beleid zal niet eenvoudig zijn. Men dient zich hiervan ter dege bewust te zijn. Vaststaat dat meer dan voorheen ten behoeve van het gemeenschappelijk belang een bundeling van krachten binnen de verschillende regio's zal moeten plaatsvinden. Tot dusverre is het regionaal economisch beleid sterk gericht ge weest op de ontwikkeling van een groot aantal kernen in het Noor den. Alleen al in Friesland zijn elf kernen aangewezen. Nadat aanvankelijk mede tengevolge van het regionaal economisch beleid, maar vooral ook tengevolge van de omstandigheden on de regionale (noordelijke) arbeidsmarkt, in de periode 1950-1965 in de industriële sector een aanzienlijke groei van de werkgelegen heid tot stand kwam, vertraagde de groei in de navolgende periode 1965-1970 aanzienlijk. Né 1970 vond zelfs een daling in de indus triële werkgelegenheid plaats. Alleen de sector van de dienst verlening vertoonde in de laatste jaren enige groei. Deze gege vens zijn ontleend aan de analyse van de werkgroep "economische ontwikkeling" van het I.S.P. Het huidige regionaal economisch beleid blijkt niet in staat een dusdanige industriële ontwikkeling in Het Noorden tot stand te brengen, dat hiermee voldoende werkgelegenheid voor de bevol king van het gehele noorden wordt gewaarborgd. Dit nog afgezien van het feit, dat in tijden van recessie de sterke conjunctuur gevoeligheid van de noordelijke economie in volle omvang blijkt. Uiteraard spelen hierbij factoren als de perifere ligging, de re latief zwakke infrastructuur en de omvang en samenstelling van de arbeidsmarkt een belangrijke rol. Maar ook de voortgaande tendens tot mechanisering en automatisering in de industrie, die met name ook in een regionale economie als die van het Noorden een belang rijke invloed heeft. De vele arbeidsintensieve produktiebedrijven, filialen van in de Randstad gevestigde moederbedrijven zijn hier van de oorzaak. De geldende stimuleringsmiddelen in de vorm van het verlenen van in vesteringspremies bij vestiging en uitbreiding van industrieën en stuwende dienstverlenende bedrijven zijn kennelijk niet voldoende Geconcludeerd moet worden dat het tot nu toe gevoerde regionaal economisch stimuleringsbeleid in het verleden heeft zorg gedragen voor een duidelijke wijziging c.q. verbetering van de werkgelegen- heidsstructuur in onze regio. Gezien de ontwikkelingen van de laat ste jaren dient een versterking van het stimuleringsbeleid en een duidelijke bijstelling daarvan ernstig worden overwogen. Een belang rijk facet waaraan ruimschoots aandacht zal moeten worden geschonken is het voorkomen van de tot nu toe aanwezige te grote versnippering van de krachten. Daarnaast zou daar waar het particulier initiatief het blijkt te laten afweten, de overheid in de vorm van het zelf scheppen van werkgelegenheidzowel in de industriële als in. de dienstverlenende sector aanvullend kunnen optreden. De voordelen van de agglomererende werking van stedelijke kernen zullen meer dan tot dusverre moeten wordengebruiktHet ontstaan^ stimuleren en versterken van slechts enkele stedelijke kernen in het Noorden des Lands met een zekere eigen groeikracht lijkt om die reden gewenst. Dergelijke kernen kunnen aan bedrijven en instel lingen een hoog voorzieningenniveau, een relatief sterke infrastruc tuur en goede arbeidsmarktmogelijkheden bieden. Ook regionaal be zien kan dit een positieve uitwerking hebben. Deze kernen dienen een zodanige omvang te hebben dat het uitgroeien van bedrijven van verzorgende aard tot bedrijven met een stuwend karakter meer tot de reële mogelijkheden gaat behoren dat tot nu toe het geval is. Een en ander sluit aan bij de in de industriële wereld te constateren neiging tot concentratie. Ook ten aanzien van de dienstverlenende sector zij opgemerkt dat de stedelijke kernen van een zodanige om vang dienen te zijn, dat bepaalde "economische drempels." niet in neerwaartse zin worden overschreden 'en 'daarmee sommige vormen van dienstverlening onmogelijk worden in bedrijfseconomische zin. Dit op zich reeds veronderstelt een zekere groei van de stedelijke ker nen wil een bepaald aanwezig voorzieningenniveau gehandhaafd blij ven. Opgemerkt zij echter dat ook in een dergelijk beleid gericht op concentratie het de vraag is of nieuwe vestigingen van stuwende dienstverlening spontaan zullen ontstaan. De tendens tot schaal vergroting in deze sector leidt er toe dat de groot-stedelijke mi- - lieus voor deze bedrijfsvormen het meest aantrekkelijk zijn. De twijfel is gerechtvaardigd of de aanwezige stedelijke kernen in het Noorden reeds van voldoende omvang zijn, of binnen het kader van de groeicapaciteiten van het Noorden voldoende groot zulen wor den, om het aannemelijk te maken dat stuwende dienstverlenende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1976 | | pagina 239