- 6 - Met betrekking tot het eerste punt merken wij op, dat in de onlangs goedgekeurde bestemmingsplannen voor de industriegebieden Schenkenschans eveneens een dergelijke verbodsbepaling is opgenomen, doch dat ons college hiervan ontheffing kan verlenen, wanneer deze detailhandel plaatsvindt in het kader van onder meer ambachtelijke bedrijven. Naar onze mening ont moet het geen bezwaar een dergelijke bepaling voor de bestemming van dit bedrijf op te nemen. Wij stellen U dan ook voor het bezwaar van reclamant op dit punt gegrond te verklaren en de artikelen 12 en 21 van de voor schriften in die zin aan te passen. Ten aanzien van de bereikbaarheid van het bedrijf van reclamant ver wijzen wij IJ kortheidshalve naar hetgeen wij hierover hebben opgemerkt in de raadsbrief onder de rubriek "bereikbaarheid bedrijven langs Camstra- buren-Dokkumertrekweg" Wij stellen U dan ook voor dit bezwaar van het bouwbedrijf De Vries ongegrond te verklaren. Ad 4 on 5. Reclamanten H.J. Kuhlmann en A. Osinga, wonende resp. Camstraburen 29 en 31 hebben bezwaar tegen de afsluiting van Camstraburen op de Spanjaardslaan voor het autoverkeer. •••- Onder verwijzing naar hetgeen wij hieromtrent hebben opgemerkt in deze raadsbrief onder de rubriek "Bereikbaarheid bedrijven langs Camstra buren en Dokkumertrekweg" stellen wij U voor deze bezwaren ongegrond te verklaren. Ad 6. De heer Miedema maakt bezwaren tegen het ontwerp-bestommingsplan op grond van verschillende argumenten, welke wij - voor zover relevant - hieronder zullen weergeven en van ons commentaar voorzien. Reclamant is van mening, dat het plan is gebaseerd op een onzorg vuldig onderzoek, een gebrek aan duidelijk inzicht in de geplande hoger onderwijs functie, een subjectieve waardering van de bestaande situatie en een ongegronde optimistische visie t.a.v. de consequenties van het bestemmingsplan. Dit komt tot uitdrukking in het feit, dat de terreinbehoefte niet is gebaseerd op zorgvuldig onderzoek, evenals de relatie van de functies van de bebouwing langs de Dokkumertrekweg met de toekomstige onderwijsfunctie. Omtrent de terreinbehoefte mogen wij kortheidshalve verwijzen naar hetgeen wij hierover hebben opgemerkt onder het algemeen gedeelte x.a.v. de bezwaarschriften. De door reclamant genoemde integratie van b.v. werkplaatsen, magazijnèn, ketelhuizen e.d. met de bebouwing voor onderwijsdoeleinden is niet die integratie, die ons voor ogen staat. Teneinde het bestemmingsplan te kunnen realiseren zal zo spoedig mogelijk een actief aankoopbeleid worden gevoerd. Er is in het plan xvel degelijk getracht een zekere' verwevenheid te verkrijgen van functies. De bedrijven langs de Dokkumertrekweg verdragen zich echter -niet met de onderwijsfunctie, zoals deze in dit plangebied is gedacht. Voor de kwaliteit van het gehele plan is het noodzakelijk, dat in een bepaalde situatie rooilijnen worden teruggelegd en het nodige openbaar groen wordt aangelegd. De mening van reclamant, dat erg veel terrein oppervlak wordt verkwist, delen wij dan ook niet. Wij zijn het niet met reclamant eens, dat de woningen aan de Dekomastraat e.o. een aanzet kunnen vormen in de verwevenheid met de nieuwe bestemming. Wij blijven van mening, dat handhaving van deze woningen een te grote belommering zou betekenen voor de realisering van de bebouwing voor onderwijsdoeleinden in dit gebied. Teneinde een goede overgang te verkrijgen tussen het onderhavige plangebied en het Rengerspark is langs het Rengerspark een waterpartij mot groenstrook geprojecteerd. Een en ander' kan zeker niet als overbodig worden gekwalificeerd zoals reclamant doet. Langs-Camstraburen en de .Dokkumertrekweg zijh ten aanzien van de toekomstige bebouwing de gebruikelijke rooilijnen in achtgenomen. Het voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein kan ook geschieden door onder de gebouwen deze mogelijkheden te creëren.-;;: Dat 60 ia van het terrein zal worden gebracht voor opslag, van auto's, zoals reclamant stolt, zal in de praktijk dan ook geenszins het geval behoeven te zijn. Wij moeten reclamant toegeven, dat de economische uitvoerbaarheid is gebaseerd op een globale raming. Op dit moment zijn echter nog geen exacte gegevens voorhanden. Reclamant mqakt tenslotte bezwaar tegen het "wegbestemmen" van zijn bedrijf. Onder verwijzing naar hetgeen wij hieromtrent in deze raa.dsbrief reeds hebben gesteld, zijn wij van mening, dat de bezwaren van de hoer Miedema ongegrond dienen te worden verklaard. Ad 7. J.W. Cohen B.V. heeft in de eerste plaats bezwaren tegen het ontwerp-bestemmingsplan omdat zij noch de noodzaak noch do wenselijkheid ziet om de bestaande bedrijven aan de Dokkumertrekweg, waaronder haar bedrijf, moet verdwijnen t.b.v. de vestiging van het hoger onderwijs* Voor de weerlegging van dit bezwaar mogen wij kortheidshalve verwijzen naar hetgeen wij hebben opgemerkt onder de hiervoor opgenomen gedeelte "terreinbehoefte hoger onderwijs/niet-handhaven bedrijven". Reclamante voert verder aan, dat handhaving van haar bedrijf ter plaatse voor haar noodzakelijk is omdat:' a. do directie en een belangrijk deel van het personeel in de directe omgeving wonen; b. hier de kern van het bedrijf is gevestigd, terwijl een aantal andere van de hem afhankelijke bedrijfsonderdelen in de nabijheid liggen; c. hier de zgn. collecterende handel is geyestigd, terwijl het bedrijf tevens een winkelfunctie ter plaatse vervult, op grond waarvan vestiging in het centrum van de stad noodzakelijk, is. Wij merken hieromtrent öpdat het onder a genoemde punt naar onze mening niet van zo essentieel belang van het onderhavige bedrijf is, dat handhaving ter plaatse noodzakelijk is. Overigens zullen hierin door mutaties van het personeel wijzigingen kunnen voorkomen. Met betrekking tot'het "onder b gestelde merken wij op, dat wij bereid zijn met betrokkene te onderhandelen over verplaatsing van zowel de kern als de afhankelijke vestigingen naar één nieuwe vestigingsplaats De mening van reclamant genoemd, onder punt c kunnen wij niet onder schrijven. Integendeel, deze activiteiten behoren o.i. qua sfeer thuis op een industrieterrein. Mede gelet op het feit, dat allerlei activiteiten thans - ter bede - op gemeentegrond worden uitgeoefend, moge wel blijken, dat de ruimte voor het bedrijf ter plaatse te klein is. Dit zou betekenen, dat zij in de onmiddellijke omgeving grond ter beschikking zou moeten hebben. Het is echter duidelijk, dat dit in strijd is met de bedoeling van het onderhavige bestemmingsplan. Ten aanzien van de bezwaren, welke reclamant heeft met betrekking tot de beperkingen van het gebruik van de grond en opstallen (artikel 22 van de voorschriften) mogen wij U verwijzen naar hetgeen wij hiervoor reeds hebben opgemerkt. Met betrekking tot de bereikbaarheid van het bedrijf van Cohen B.V. mogen wij verwijzen naar hetgeen wij hieromtrent hebben opgemerkt onder het gedeelte "bereikbaarheid bedrijven langs Camstraburen en Dokkumertrekwe in deze raadsbrief.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1976 | | pagina 297