_2- Wij zijn van mening, dat dit advies een waardevolle bijdrage aan de me ningsvorming omtrent de voorliggende stukken levert en stellen U voor in het algemeen met de inhoud van dit advies in te stemmen. Wij menen echter dat op een aantal punten, die naar onze mening van essentiële betekenis zijn voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van onze gemeente, nader dient te worden ingegaan» Leeuwarden in provinciaal en noordelijk verband. Een standpunt aangaande de voorliggende stukken dient mede gebaseerd te zijn op een visie over de gewenste functie van Leeuwarden in provinciaal en noordelijk verband» De tot nu toe geformuleerde beleidsuitgangspunten gaan uit van het principe van een evenwichtige hiërarchie van kernen» Een dergelijk principe is op zich beschouwd aanvaardbaar» Leeuwarden zou zich in dit verband verder dienen te ontwikkelen als provinciale kern, terwijl daarnaast tevens ver sterking van een aantal regionale kernen zal worden nagestreefd. Alvorens de gewenste kernenstructuur van Friesland wordt vastgesteld, is evenwel nadere bestudering van de gehele noordelijke kernenstructuur noodzakelijk. In de voorliggende nota's is geen aandacht besteed aan de functie van Leeuwarden in noordelijk verband. Een confrontatie en toetsing met de studies, die momenteel worden verricht in verband met het opstellen van een integraal structuurplan voor het ge hele Noorden (i.S.P.) is dringend gewenst. De onderscheidene streekplannen, die in het Noorden worden opgesteld dienen enerzijds als basismateriaal voor de ontwikkeling van een dergelijk integraal structuurplan, maar zullen tevens te zijner tijd nader uitgewerkt dienen te worden aan de hand van het integraal structuurplan» In noordelijk verband bezien rijst de vraag of wel moet worden uitgegaan van een beperking van de functie van Leeuwarden tot provinciale kern. In het interim-rapport van de werkgroep ruimtelijke ont wikkeling voor het I.S.P. is als voorlopige beleidsdoelstelling aan. de steden Groningen en Zwolle een zgn. "landsdelige" functie toegekend op het gebied, van de voorzieningen5 Leeuwarden en Emmen zijn aangemerkt als regionale ker nen» Het is voorshands te-betwijfelen of de gehele ontwikkeling van het Noorden dient te worden gebaseerd op het draagvlak van twee landsdelige kernen. De omvang van het gebied en de onderlinge afstanden pleiten ons inzien veel meer voor het uitgangspunt ook Leeuwarden en Emmen een landsdelige functie toe te kennen. Een nadere motivering hiervan hopen wij binnenkort te geven als commentaar op het interimrapport van de eerdergenoemde werk groep» Gezien het belang van de visie -op de noordelijke kernenstructuur voor de doelstellingen op het gebied van het wonen, de voorzieningen, de infra structuur, de verbindingen e.d. is integratie van de genoemde provinciale en noordelijke plannen gewenst» Verstedelijking. Zoals ook in de nota Nonen wordt gesteld, komt suburbanisatie hoofd zakelijk voor rond Leeuwarden» Deze suburbanisatie heeft nadelige gevolgen voor de stad. De behoefte aan toenemende voorzieningen in zich als buiten wijken van een stad ontwikkelende dorpen gaat ten koste van het centraal voorzieningen-niveau in de stad. Dit laatste \^erkt niet alleen ten nadele van de stad, doch eveneens van een wijde omgeving rondom die stad. Voorts kan worden gewezen op het steeds toenemende woon- werkverkeer met alle consequenties van dien. -3- Teneinde de surbanisatie binnen redelijke grenzen te houden zullen onze stedelijke bestemmingsplannen een duidelijk wervend karakter moeten hebben. Ons streven dient er dan ook op gericht te zijn om een voldoende aanbod van woongelegenheid te creëren zowel in kwantitatievè als in kwalitatieve zin, niet alleen in de huur-, maar ook in de koopsector. Een veel voorkomende reden om "naar buiten" te trékken is gelegen in het feit, dat zowel de grond- als de bouwkosten in de dorpen lager liggen. Met name de lagere grondkosten spelen een belangrijke rol. Het is dan ook dringend noodzakelijk, dat Leeuwarden door het Rijk wordt aangewezen als "groeikern", waardoor locatiesubsidies in excessieve grondkosten kunnen worden verkregen. Wij zijn van mening, dat het bestemmingsplan Cammingha- buren een goede tegenhanger zal kunnen vormen van de suburbanisatie. Infrastructuur. Het behoeft geen nader betoog, dat een van de belangrijkste vestigings factoren van werkgelegenheid is het hebben van goede wegverbindingen. Het is bekend, dat behalve Leeuwarden alle provinciale hoofdsteden bereikbaar zijn via dubbelbaanswegen. Wij zijn dan ook van oordeel, dat de hoogste prioriteit moet worden toegekend aan het dubbelbaans maken van de wegver bindingen Amsterdam-Afsluitdijk-Leeuwarden en Meppel-Heerenveen-Leeuwarden. Wij achten het dubbelbaans maken van het wegvak Dronrijp-Franeker-Kop Afsluitdijk het meest urgent. Nu de rijksweg E 10 vanaf Leeuwarden naar Groningen is vervallen zal de in de structuurschets voorgestelde aanpassing van de rijksweg Hardegarijp-Buitenpost naar onze mening zo spoedig mogelijk moeten worden gerealiseerd. Ook het provinciaal bestuur zal de volle aandacht moeten blijven schenken aan de verbetering van de infrastructuur van Leeuwarden, teneinde te kunnen meewerken aan de economische ontplooiing van een regio, waarvan Leeuwarden het centrum is. Bevolkingsontwikkeling. In principe kan accoord worden gegaan met het voorlopige uitgangspunt voor de toekomstige bevolkingsontwikkeling, welke overeenkomt met een binding van de natuurlijke aanwas. Gelet op de gedurende een aantal jaren sterk achtergebleven bevolkingsgroei als gevolg van de suburbanisatie, ver dient het aanbeveling, dat voor Leeuwarden voorlopig rekening wordt gehouden met een iets sterkere groei dan die als gevolg van de binding van de natuur lijke aanwas. Overigens zij opgemerkt, dat de bevolkingsontwikkeling niet los ge.zien kan worden van de ontwikkeling van de werkgelegenheid. In het licht van de huidige economische structuur en situaties is het duidelijk, dat er met alle kracht naar gestreefd moet worden de werkgelegenheid in Friesland te versterken, willen de doelstellingen van de bevolkingsontwikkeling enige realiteitswaarde hebben. Onttrekkingen aan het woningbestand. In de nota wordt verondersteld, dat in de toekomst het niveau van de onttrekkingen aan de woningvoorraad vanaf 1977 zal liggen op 1%. Dit percentage is - gezien de huidige ervaring - voor Leeuwarden te hoog. Het ligt dan ook niet in de bedoeling dit niveau van 1% als doelstelling in het gemeentelijk beleid in te bouwen ..Wig vragen ons af of het geen aanbe veling verdient het aantal woningonttrekkingen opnieuw in overweging te nemen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1976 | | pagina 39