Artikel I. In de Bouwverordening wordt "bijzonderwööngebouw" gedefinieerd- als.; "een tot bewoning bestemd gebouw, dat wooneenheden bevat". Het begrip "wooneenheid" wordt gedefinieerd als; "een tot afzonderlijke bewoning bestemd gedeelte van een bijzonder woongebouw, dat geen afzonderlijke keuken en niet meer dan twee kamers bevat". "Vanuit de definitie van "wooneenheid" Wordt als het ware weer teruggegrepen op die van "bijzonder woongebouw", terwijl in de definitie van "bijzonder woongebouw" het begrip "wooneenheid" gebruikt wordt. De gewijzigde redactie komt ons inziens aan deze onjuistheid tegemoet zonder dat de strekking van de bepalingen over bijzondere woongebouwen en vrooneenheden wordt aangetast. Artikel V. Het komt voor dat iemand in een gebied waar geen bestemmingsplan geldt,een rij huizen opkoopt, deze. afbreekt en er een groot pand met brede gevel, voor in de plaats zet. Het kan in dergelijke gevallen uit een oogpunt van welstand van belang zijn te beschikken over een zogenaamde parcelleringsbepaling waarin het wordt mogelijk gemaakt de nadere eis te stellen dat gevels geen'grotère breedte mogen hebben dan die van gevels welke zich eerder ter plaatse be vonden of althans niet' breder mogen zijn dan in de schaal van dè- omgeving passend is Artikel XXVII. Uit het opschrift boven artikel 160 in de model-verordening van de V.N.G» blijkt niet dat de inhoud van dit artikel uitsluitend betrekking heeft op funderingen anders dan op staal. Om elk misverstand tevoorkomen, stellen wij voor de aanhef van dit artikel als' volgt te redigeren;. "Ho.ogteligging van funderingen en van de onderkant van buitenwanden en bo.uwmuren indien geen fundering op staal wordt toegepast". De in .lid 2 -van genoemde., model verordening aangehouden ligging vara: de onderkant van buitenwanden etc., wórdt gesteld op ten minste 0,60~m beneden de hoogte van het aansluitende, terrein. Deze zogenaamde aanlegdiepte wordt geëist met het oog op ontgravingen langs de buitenmuren t.b.v'. bijvoorbeeld aanleg van kabels,^verzakking van straten of de ten gevolge van zakking van de grond-onder op palen gefundeerde gebou wen optredende verzakkingen van de omringende oppeil-gehouden grond. Dit is niet noodzakelijk bij fundering op palen. Ook zijn de bovenste grondlagen in Leeuwarden niet van een zodanige kwaliteit dat rekening moet worden ge houden met het risico, dat er ruimte ontstaat tussen de onderkant van de fundering en de grond wanneer er uitgegaan wordt van-een aanlegdiepte van 0,40 m. Het verdient geen aanbeveling zwaardere eisen te stellen dan noodza kelijk is. Daarom menen wij dat een geringere, aanlegdiepte kan worden ge hanteerd dan in de model-bouwverordening. Artikel LI. Het komt voor, dat panden gesloopt worden, zonder dat een nieuw gebouw wordt opgericht. Enerzijds kan dit gevaar opleveren voor de belendende percelen, anderzijds kan het de leefbaarheid van de buurt of wijk, waarin deze ont wikkeling plaats, heeft aantasten. Het is ons inziens dan ook gewenst om voor het slopen van bouwwerken in deze situaties een vergunningenstelsel in te voeren. De gevallen waarin geen sloopvergunning is vereist, zijn opgesomd in lid 2 en spreken voor zichzelf en/of vloeien voort uit andere bepalingen. Artikel LYI Het kan van belang zijn de mogelijkheid te hebben het slopen van gebouwen tegen te gaan, met name indien niet voldoende zekerheid bestaat omtrent nieuwbouw. -3- Op grond hiervan kiezen wij voor het in het Voorontwerp Wet op de Stadsver nieuwing neergelegde stelsel, hier terug te vinden in het eerste lid. Dit stelsel, houdt in, dat slopen mogelijk 'is indien voor een in de plaats van het te slopen bouwwerk op te richten gebouw een bouwvergunning is verleend, terwijl in- geval een dergelijke bouwvergunning ontbreekt de sloopvergunning wordt geweigerd». Een uitzondering hierop wordt gemaakt indien vanuit een oogpunt .van welstand geen bezwaar bestaat tégen verlening van een sloopver gunning of indien, afbraak in verband mét de veiligheid dringend, geboden is. Voor de aan,een sloopvergunning te verbinden voorwaarden wordt verwezen naar artikel LVIII van het ontwerp. De in'het ontwerp opgenomen tweede weigerings- grond regelt de verhouding tot de Monumentenwet en de monumentenverordening. Artikel LVIII. Het weigeren van een sloopvergunning houdt een eigendomsbeperking in. De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft enige jaren ge leden, in een ander verband, namelijk betreffende de mogelijkheid om inge volge artikel 56 van de Woningwet een sloopvergunningstelsel in te voeren in het belang van de instandhouding van de woningvoorraad, verklaard het weigeren van een sloopvergunning een ernstige aantasting van het eigendoms recht te vinden» V/ij kunnen deze merh-ing, ook ten aanzien van het onderhavige ontwerp, onderschrijven. Van de in het ontwerp gegeven bevoegdheden dient dan ook alleen in uiterst noodzakelijke gevallen gebruik te worden gemaakt. Vandaar de in het ontwerp neergelegde criteria voor weigering van een sloop vergunning. Bovendien hebben wij in navolging van wetten die door het schep pen van een instandhoudingsplicht eveneens grote eigendomsbeperkingen moge lijk maken - zoals de Monumentenwet en de Boswet een bepaling ontworpen, volgens welke aan de belanghebbende, die door de weigering van een sloopver gunning schade lijdt, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, op zijn verzoek door Uw Raad een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding wordt toegekend. Onder vermelding dat dit ontwerp nog zal worden behandeld in de Commissie Openbare V/erken, stellen wij U voor de verordening tot wijziging van de Bouwverordening vast te stellen conform het bijgevoegde ontwerp. Tenslotte brengen wij nog het volgende onder Uw aandacht. Reeds een aantal malen is vanuit Uw Raad gevraagd om een verordening op het gebruik van ver blijf sgebouwen. Een model van een dergelijke verordening is ontworpen door de V.N.G. Dit model sluit aan op de model-bouwverordening en op de model brandbeveiligingsverordening. Wij hebben bedoeld model in enigszins aange paste vorm ter sprake gebracht in de commissie ad hoe ter voorbereiding van verordeningen. Het stuk is in die commissie uitvoerig besproken. Geconsta teerd is, dat dit model een zeer gedetailleerde regeling geeft, waaruit met name voor de betrokkenen zeer veel formaliteiten zouden voortvloeien. Be twijfeld wordt of een dergelijke verordening in de Leeuwarder situatie nodig en hanteerbaar is. De commissie is tot de conclusie gekomen, dat het geen aanbeveling verdient een dergelijke verordening thans in te voeren en wel om de volgende redenen; - ten aanzien van de bejaardenoorden is een en ander voldoende geregeld in de Wet op de Bejaardenoorden5 - op dit moment zijn er in Leeuwarden nagenoeg geen buitenlandse gastarbei ders, zodat van echte gastarbeiderspensions geen sprake is; - de Brandbeveiligingsverordening Leeuwarden biedt t.a.v. de brandveilig heid voorshands voldoende waarborgen om tegen overtreders op te treden; - Leeuwarden heeft momenteel een ruime huizenvoorraad, zodat het niet waarschijnlijk is dat misstanden bij kamerverhuurders e.d. veel zullen voorkomen; - zo de situatie in Leeuwarden verandert en daardoor een verordening «p het gebruik van verblijfsgebouwen noodzakelijk geacht zou worden, dan kan de model-verordening met de daarin aangebrachte wijzigingen vrijwel meteen ter vaststelling aan de Raad worden voorgelegd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1976 | | pagina 8