- 2 -
Met "betrekking tot dit bezwaar zijn wij van oordeel, dat het belang van
het verwerven van deze grondstrook door de gemeente dient te prevaleren
boven de belangen van de tegenwoordige eigenares. De gemeente zal overeen
komstig het bestemmingsplan de Herman Costerstraat doortrekken tot aan
de Noordersingel. Deze aanleg betreft het maken van een rijweg ter breed
te van 6.00 m, met langs de zuidzijde van deze weg een trottoir ter
breedte van 2.00 m. Aan de noordzijde is een strook, breed 3 a 4 m, als
woonstraat geprojecteerd. Deze woonstraat zet zich voort langs de gehele
noordzijde van de Herman de Costerstraat. Met de eigenaren van de langs
dit straatgedeelte staande woningen, waarvan strookjes benodigd zijn voor
de realisering van de plannen voor het aanleggen van de woonstraat, wor
den onderhandelingen gevoerd omtrent het vestigen van een recht van op
stal, waarbij de gemeente het recht verkrijgt werken, zoals het aanbren
gen van een verharding, van bloembakken enz.op deze stroken uit te voe
ren en te hebben. Deze onderhandelingen verlopen gunstig, zodat wij ver
wachten, dat binnenkort hieromtrent een voorstel aan de Raad kan worden
gedaan. Over het vestigen van een opstalrecht op het door reclamant be
doelde perceelsgedeelte zijn/worden geen onderhandelingen gevoerd, omdat
wij daarvan in het onderhavige geval generlei resultaat verwachten. De
belangen van de eigenares van deze grondstrook (gedeeltelijk te gebrui
ken voor in- en uitweg en voor laden en lossen) wijken immers te veel af
van de bestemming, welke het bestemmingsplan aan deze strook toekent. Wij
achten het evenwel in het algemeen belang, dat het aanleggen van het
onderhavige perceelsgedeelte als woonstraat voldoende gewaarborgd wordt.
Dit laatste is alleen het geval indien de gemeente deze strook in eigen
dom verkrijgt. Uiteraard zijn wij bereid daarna met de eigenares van
het aangrenzende bedrijfscomplex overleg te plegen o.m. omtrent het maken
van een in- en uitweg.
Op grond van het vorenstaande staan wij op het standpunt, dat de ten
aanzien van de onteigening van de hierbedoelde grondstrook ingediende be
zwaren ongegrond moeten worden verklaard.
Onder mededeling, dat de Commissie voor het Grondbedrijf zich met
dit voorstel kan verenigen, geven wij in overweging te besluiten tot
onteigening van een aantal in het bestemmingsplan Transvaalwijk gelegen
percelen en perceelsgedeelten overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer Secretaris.
loco
No. 8718
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 juni
1977 (bijlage no. 237);
BESLUIT:
I. tot onteigening ten name van de gemeente Leeuwarden van de in de
bij dit besluit behorende "lijst van te onteigenen percelen" vermel
de percelen en perceelsgedeelten, zoals die met een rode kleur zijn
aangegeven op de eveneens bij dit besluit behorende grondtekeningen,
gemerkt IIA, IIB en IIC teneinde uitvoering te geven aan het bestem
mingsplan "Transvaalwijk", vastgesteld door de raad der gemeente
Leeuwarden bij besluit van 7 oktober 1974, no. 12481, en goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten van Friesland bij besluit van 11 april 1975,
no. 4755/1727, met dien verstande, dat de percelen, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie E, nummers 4301 A 1 tot en met 4301 A 4,
(voorheen nummers 761 en 1733) vermeld bij nummer 11 van het grond
plan, buiten deze onteigening worden gehouden;
II. de door mr. J.G. Geelkerken namens de Beheersmaatschappij "Cohen -
Klein b.v.", gevestigd te Leeuwarden, ingediende bezwaren tegen de
onteigening van een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeen
te Leeuwarden, sectie E, nummer 5061vermeld bij nummer 12 van het
grondplan, ongegrond te verklaren.
/Aldus vastgesteld in de openbare vergade
ring van
Yoorzitter.
Secretaris.