- 6 -
Artikel XXI
Tussengevoegd wordt een nieuw artikel 87a, luidende:
Afmetingen van portalen, gangen en galerijen in een voor publiek bestemd
gebouw.
1In een voor publiek bestemd gebouw moet de breedte van voor publiek
bestemde gangen en galerijen die met een rolstoel bereikbaar moeten zijn,
ten minste 1,20 m bedragen.
2. In een voor publiek bestemd gebouw moeten de horizontale afmetingen van
voor publiek bestemde portalen die met een rolstoel bereikbaar moeten
zijn, ten minste 1,50 x 1,50 m bedragen.
Artikel XXII
A. Van artikel 99 wordt lid 4 vervangen door:
4. be breedte van een hellingbaan moet ten minste 120m bedragen.
Artikel 97 is van overeenkomstige toepassing.
Niet van toepassing is deze bepaling op hellingbanen die door rol
stoelgebruikers moeten kunnen worden gebruikt.
B. Lid 7 van artikel 99 wordt vernummerd tot lid 8 en een nieuw lid 7 wordt
tussengevoegd, luidende:
7Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stellen met
betrekking tot de afmetingen en de inrichting van hellingbanen die
door rolstoelgebruikers moeten kunnen worden gebruikt.
Artikel XXIII
A. Van artikel 100 wordt het opschrift vervangen door:
Inrichting van voor publiek bestemde ruimten in gebouwen; nadere eisen
ten aanzien van toegangen enz.
B. De bestaande bepaling van artikel 100 wordt aangeduid als lid 5. In dit
artikel worden opgenomen de -leden 1 en 2, luidende:
1In een voor publiek bestemd gebouw moeten vloeren en trappen van voor
publiek bestemde ruimten zijn voorzien van een stroef loopvlak.
2. In een voor publiek bestemd gebouw mogen geen plotselinge hoogte
verschillen in de vloer van voor publiek bestemde ruimten, dan wel
treden of drempels hoger dan 20 mm zijn aangebracht
Tussen voor het publiek bestemde ruimten die met een rolstoel bereik
baar moeten zijn, mogen geen drempels hoger dan 20 mm in de vloer zijn
aangebracht
Artikel XXIV
A. Van artikel 101 wordt het opschrift vervangen door:
Aanwezigheid en ligging van liften in tot bewoning bestemde gebouwen.
B. Lid 5 van artikel 101 vervalt.
Artikel XXV
Tussengevoegd wordt een nieuw artikel 101a, luidende:
Liften in niet tot bewoning bestemde gebouwen.
1. In een voor publiek bestemd gebouw waarin zich voor publiek bestemde
ruimten bevinden, waarvan de vloer meer dan 2,50 m boven peil ligt, moet
ten minste één lift aanwezig zijn die een stopplaats heeft in elke
bouwlaag waarin zich een zodanige ruimte bevindt en die overigens aan de
volgende eisen voldoet:
a. de kooi moet ten minste 1,40 m diep en ten minste 1,10 m breed zijn;
b. de vrije doorgang van de kooi- en de schachttoegang moet ten minste
0,80 m bedragen;
c. kooi- en schachttoegangen moeten zijn voorzien van schuifdeuren die
automatisch openen en sluiten;
d. de bovenkant van de kooivloer mag zich na het stoppen, ongeacht de
kooibelasting, niet meer dan 25 mm hoger of lager dan de bovenkant
van de vloer of de schachtdeurdorpel van de stopplaats bevinden;
e. bedieningsknoppen bij stopplaatsen en in liftkooien, daaronder
begrepen voorzieningen voor het geven van een noodsignaal, moeten
op ten hoogste 150 m boven de vloer zijn aangebracht.
2. Nadere eisen kunnen worden gesteld in het belang van een doeltreffend
vervoer van personen en goederen in niet tot bewoning bestemde gebouwen,
ten aanzien van aantal, plaatsing, kooi-afmetingen, stopplaatsen, inrich
ting, snelheid, vervoercapaciteit en wachttijd.
3. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 mits de
specifieke bruikbaarheid van het gebouw voor rolstoelgebruikers is ge
waarborgd.
Artikel XXVI
Van artikel 112 wordt de tekst vervangen door:
1. Een woning en een wooneenheid moeten bij geopende binnendeuren goed
doorspuibaar zijn door aan de buitenlucht gelegen tot de woning onder
scheidenlijk de wooneenheid behorende ramen of deuren, die niet alle in
dezelfde gevel gelegen zijn.
2. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, indien
op andere wijze in een goede luchtverversing van de woning of de woon
eenheid is voorzien.
Artikel XXVII
Van artikel 123 wordt de tekst vervangen door:
1. Woningen en wooneenheden moeten zijn voorzien van een doeltreffende
bergplaats voor vuilnis en afval, tenzij een vuilstortkoker aanwezig is.
2. Als nadere eis kan worden gesteld dan een gebouw wordt voorzien van een
of meer doeltreffende inrichtingen voor de afvoer van vuilnis en afval.
Artikel XXVIII
Van artikel 126 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie-aansluitingen.
Ten behoeve van telecommunicatie-aansluitingen in woningen en wooneenheden
moeten in het gebouw waarvan de woning of wooneenheid deel uitmaakt, dan wel
in het eengezinshuis op nader aangewezen plaatsen doorvoeren, buisleidingen
en andere voorzieningen voor de bekabeling, alsmede inbouwdozen zijn aange
bracht.
Onder telecommunicatie-aansluitingen worden tevens verstaan aansluitingen
aan een gemeenschappelijke of centrale antennevoorziening.