De nu in de Bouwverordening in artikel 86, lid 5 opgenomen eis dat de
dagmaat van het kozijn dat toegang geeft tot een hoofdwoonkamer ten
minste 0,80 m bedraagt, zal in het merendeel van de gevallen de bereik
baarheid van die kamer binnen een met een rolstoel bereikbare woning
voldoende verzekeren.
Artikel XV.
Losse kasten maken geen deel uit van het gebouw; de plaatsruimte die zij
innemen behoeft volgens artikel 81 dan ook niet in mindering te worden ge
bracht op de oppervlakte van de ruimte. Omdat door de aanwezigheid van
een losse kast de bruikbare vloeroppervlakte echter wel wordt verminderd,
werd het nieuwe lid 8 nodig geacht.
De vrijstellingsmogelijkheid, genoemd in lid 11 onder c, is toegevoegd
omdat bij de bouw van tweekamerwoningen veelal kan worden volstaan met een
slaapkamer waarvan de vloeroppervlakte kleiner is dan 10 m2.
De vrijstellingsmogelijkheid, genoemd onder d, is toegevoegd in verband
met de gewijzigde redactie van artikel 81.
Wanneer buiten een kamer voldoende plaatsingsmogelijkheid aanwezig is,
zou de kast daar kunnen worden geplaatst en zou de oppervlakte van de ka
mer niet behoeven te worden vergroot. Om te kunnen beoordelen of de plaat
singsruimte voldoende is en zich ten opzichte van de kamer op een doel
treffende plaats bevindt, is deze mogelijkheid bij vrijstelling geregeld.
Artikel XVI.'
NEN 2246 geeft voor kasten uitwendige hoogtematen (exclusief plint) van
1,65 m (bij voorkeur 1,7 m en 1,95 m (bij voorkeur 2 m).
Door de voorgestelde wijziging kunnen in wooneenheden beide kasthoogten
worden toegepast. Bovendien geldt daardoor wat dat betreft dezelfde regel
voor kasten in wooneenheden als voor overeenkomstige kasten in woningen.
Artikel XVII.
Een eis dat een voor publiek bestemd gebouw ten behoeve van invaliden
moet zijn voorzien van een aangepast privaat, wordt slechts nodig geacht
voor gebouwen die zijn voorzien van een of meer voor publiek bestemde
privaten. Het stellen van een dergelijke eis voor elk gebouw zou te ver
voeren.
Artikel XVIII.
De nieuwe redactie komt overeen met de in mei 1975 uitgebrachte aanvul
ling op NEW 2320, die vastgesteld is in overleg met het Ministerie van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en met de GAVO-commissie.
De artikelen XIX en XX.
De wijziging van artikel 83 wordt voorgesteld naar analogie van het bij
de 4© wijziging van de Bouwverordening gewijzigde artikel 66. Ook hier
was niet duidelijk of aan de bepaling werd voldaan wanneer een woning
bereikbaar was via zowel een bedrijfsruimte als een garage. De nu voor
gestelde redactie maakt duidelijk dat daarmee niet aan de verordening
wordt voldaan.
De artikelen 83 en 86 voorzien in de toegankelijkheid van gebouwen; ar
tikel 83 bepaalt dat de toegang, die voor rolstoelgebruikers bereikbaar
moet zijn krachtens artikel 38, overigens ook geschikt moet zijn voor
rolstoelgebruikers. Het bestaande artikel 86, lid 2 voorziet in een vol
doende dagmaat van het kozijn dat toegang geeft tot een tot bewoning
bestemd gebouw en de nieuwe bepaling artikel 86, lid 6 regelt zulks met
betrekking tot voor publiek bestemde gebouwen.
Artikel XXVI.
Het begrip "wooneenheid" is hiermede in de bepaling verwerkt; zie ook
het voorstel om artikel 1lid 3 te laten vervallen.
Artikel XXVII.
De oorspronkelijke bepaling bleek verouderd te zijn; in de keuken is in
het algemeen een pedaalemmer e.d. aanwezig waarin keukenafval wordt ver
zameld, zodat de noodzaak van een in de directe nabijheid van de keuken
aanwezige plaats voor een vuilnisvat of-zak niet meer zo sterk wordt ge
voeld.
Bovendien was het voorschrift inconsequent omdat door het bepaalde in
lid 3 werd aanvaard dat men met vuilnis door de woning naar de vuilstort—
koker moest lopen in de gevallen dat deze zich buiten de keuken bevond.
Artikel XXVIII.
In verband met het feit, dat in een toenemend aantal gemeenten centrale
of gemeenschappelijke antenne-inrichtingen worden aangelegd wordt het
wenselijk geacht, ter voorkoming van veel hak- en breekwerk in bestaande
woningen, om reeds bij de bouw van nieuwe woningen de nodige doorvoerin
gen, etc. aan te brengen. Daarnaast komt de wijziging van dit artikel
tegemoet aan wensen van de P.T.T. om in alle gevallen tijdens de bouw
nodige doorvoeren te doen aanbrengen t.b.v. door de P.T.T. aan te leggen
telecommunicatievoorzieningen.
Artikel XXIX.
De wijziging van lid 1 heeft slechts redactionele betekenis (er is geen
gasfornuis bedoeld).
De wijziging van lid 3 wordt voorgesteld omdat de mogelijkheid om vrij
stelling te kunnen verlenen van het hebben van een gasinstallatie voor
een woning met bijzondere bestemming bij de 3e wijziging van de Bouwver
ordening ten onrechte is komen te vervallen. Het vroeger in de verordening
gehanteerde begrip "tot bewoning bestemd gebouw met bijzondere bestem
ming" is toen vertaald tot "bijzonder woongebouw"; hierdoor is echter
de mogelijkheid tot het verlenen van vrijstelling onbedoeld beperkt. De
toelichting ging er echter nog wel van uit, dat voor bejaardenwoningen
(woningen met bijzondere bes'temming) de vrijstelling kan worden verleend.
Artikel XXX.
Artikel 142 staat toe om vrijstelling te verlenen van het hebben van een
volledige gasinstallatie. Het wordt echter bovendien wenselijk geacht
om de mogelijkheid te hebben vrijstelling te verlenen voor een gedeeltelij
ke gasinstallatie.
Omdat dit artikel uit dien hoofde wijziging behoeft is tevens een redac
tionele wijziging van lid 1 voorgesteld.
Artikel XXXI.
Hoewel nog niet alle delen van de TGB 1972 en van de VB 1974 zijn versche
nen, wordt het gewenst geacht om de reeds verschenen delen in de Bouw
verordening van toepassing te verklaren. Bij een volgende wijziging van
de Bouwverordening zal dit artikel opnieuw gewijzigd moeten worden, omdat
dan waarschijnlijk de TGB-Steen en nog een of meer delen van de VB 1974
zullen zijn verschenen. De oude norm N 1055 is nog van toepassing ver
klaard omdat deze, zolang de TGB-Steen ontbreekt, nog niet geheel is ver
vangen. De norm NEW 1009 (GBV 1962is echter niet meer genoemd omdat de
ze geheel is vervangen door de nu verschenen delen van de VB 1974»