DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Nr. 11.371 a. Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 4 augustus 1977 ("bijlage nr. 307 gelet op de artikelen 272 onder d en 274 a van de Gemeentewet; BESLUIT: vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en invordering van een Belasting op honden. Voorwerp der "belasting; belastbaar feit. Artikel 1 Terzake van het houden van honden in de gemeente wordt onder de naam "hondenbelasting" een belasting geheven. Belastingplicht Artikel 2. 1. Belastingplichtig is ieder, die in de gemeente één of meer honden houdt 2. Als houder van een hond wordt aangemerkt degene die, onder welke titel ook, een hond in bezit, ter verzorging of onder toezicht heeft. 3. Het hoofd van een gezin wordt geacht houder te zijn van de hond of de honden, die de overige leden van het gezin in bezit, ter verzorging of onder toezicht hebben. De belasting is evenwel hoofdelijk verschul digd door het gezinshoofd en dit gezinslid. 4. Als leden van een gezin worden beschouwd bloed- en aanverwanten, pleeg kinderen, inwonend dienstpersoneel, alsmede alle andere personen die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het hoofd van het gezin in wonen. 5. De belastingplicht ontstaat op het moment, dat een hond voor het eerst wordt gehouden en eindigt op het tijdstip, dat de schriftelijke mede deling wordt ontvangen, dat de belastingplichtige geen houder meer is van een hond, tenzij wordt aangetoond dat hij reeds geen houder meer was Belastingjaar. Artikel 3 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1977 | | pagina 307