- 2 -
Belastingtarief
Artikel 4-
1. De "belasting bedraagt per belastingjaar voor het houden van:
a. één hond 20,
b. een tweede hond - 30,
c. elke volgende hond - 40,
2. Terzake van honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de Raad van
beheer op kynologisch gebied in Nederland, blijft de totale belasting
per belastingjaar, per kennel, beperkt tot 40,
Artikel 5«
1Behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel
wordt de belasting geheven:
a. ten volle, indien de belastingplicht aanvangt vóór 1 juli;
b. voor de helft, indien de belastingplicht aanvangt op of na 1 juli;
2. Ten aanzien van de belastingplichtige die zich vóór 1 juli van een
belastingjaar in deze gemeente vestigt en die aantoont dat hij in de
gemeente van herkomst over het vóór 1 juli gelegen gedeelte van het
belastingjaar een aanslag is opgelegd naar het zelfde aantal honden
waarvoor hij belastingplichtig is en geen aanspraak op vermindering
of ontheffing kan maken, wordt de belasting over dat belastingjaar
voor de helft geheven.
3. Ten aanzien van de belastingplichtige die zich in de tweede helft van
belastingjaar in deze gemeente vestigt en die aantoont dat hij in de
gemeente van herkomst over dit gedeelte van het belastingjaar een aan
slag is opgelegd naar hetzelfde aantal honden waarvoor hij belasting
plichtig is en geen aanspraak op vermindering of ontheffing kan maken,
wordt over dit gedeelte van het belastingjaar geen belasting geheven.
Vrijstellingen.
Artikel 6.
De belasting wordt niet geheven voor honden:
a. beneden de leeftijd van twee maanden, voor zover zij gelijktijdig met
de moederhond door de zelfde persoon worden gehouden;
b. gehouden door blinden, uitsluitend terzake van de hond die hen leidt;
c. gehouden op vaartuigen door daarin wonende schippers, die geen woon
plaats aan de vaste wal hebben, mits de honden aan boord van het vaar
tuig worden gehouden;
d. die aanwezig zijn in een hondenasiel, -bewaarplaats, waarvan de eige
naar of bestuurder in het bezit is van een vergunning, als bedoeld in
artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (wet van 25 januari 1961
Stb. 19) en die tijdelijk in deze inrichtingen verblijven;
e. boven het getal van twee, gehouden door kooplieden in honden die in
het bezit zijn van een vergunning, als bedoeld in artikel 2 van de Wet
op de dierenbescherming (wet van 25 januari 1961, Stb. 19mits en
voorzover die honden uitsluitend ten verkoop in voorraad worden gehou
den;
f. waarvan de houder geen ingezetene der gemeente is, en de hond niet
langer dan drie maanden in het belastingjaar in de gemeente verblijft.
Verplichting tot kennisgeving.
Artikel 7-
Ieder die, door welke oorzaak ook, in de loop van het belastingjaar
belastingplichtig wordt, is verplicht binnen veertien dagen na het ont
staan van de belastingplicht kennis te geven aan de Controleur der Gemeen
tebelastingen. Deze verplichting geldt ook voor de belastingplichtige die
door uitbreiding van het aantal honden, dat door hem wordt gehouden, belas
ting naar een hoger tarief is verschuldigd.
Aangifte
Artikel 8.
De voor het doen van aangifte te stellen termijn en voor de aanmaning
tot het doen van aangifte in acht te nemen termijn bedraagt veertien dagen.
Vaststelling formulier aangiftebiljet.
Artikel 9-
Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk raads
besluit vastgesteld.
Wijze van belastingheffing.
Artikel 10.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 11
Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie over het vorige belas
tingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar het
zelfde aantal honden als waarnaar de aanslag over het vorige belastingjaar
werd opgelegd, tenzij blijkt, dat bedoeld aantal honden waarvoor hij be
lastingplichtig is wijziging heeft ondergaan of dat zijn belastingplicht
vóór de aanvang van het belastingjaar is geëindigd.
Ontheffing.
f
Artikel 12.
1. De belastingplichtige die aantoont dat hij tussen 1 januari en 1 juli
van het belastingjaar heeft opgehouden houder van een hond te zijn,
doordat de hond is gestorven, de hond niet meer binnen de gemeente
wordt gehouden of in andere handen is overgegaan, zonder dat in de loop
van hetzelfde belastingjaar opnieuw belastingplicht intreedt, wordt
voor een half jaar van de voor de hond geheven belasting ontheffing
verleend.
2. In geval de belastingplichtige is aangeslagen voor meer dan één hond,
bedraagt de ontheffing, bedoeld in het vorige lid van dit artikel,
voor elke hond die niet meer wordt gehouden, de helft van het bedrag
dat voor die hond is geheven, met dien verstande, dat bij de berekening
van de ontheffing wordt aangenomen, dat de ontheffing betrekking heeft
op de hond, waarvoor op dat moment het hoogste bedrag aan belasting
wordt geheven.