- 2 -
verdient ernaar te streven op een zo belangrijk terrein als dat
van het functioneren van grondrechten hun beleidsvrijheid zo
groot mogelijk te houden en te dien aanzien niet meer bindingen
te aanvaarden dan noodzakelijk is. Met erkenning overigens van de
beleidsvrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten
zou het ons als een goede zaak voorkomen, wanneer de gemeentebe
sturen bij het aangaan van contractuele verhoudingen ook aan dit
grondrechtenaspect aandacht zouden schenken." Tot zover de beide
ministers
De hierboven geschetste problematiek doet zich ook voor met be
trekking tot het onderhavige project. Gezien de opzet, het karakter
en de stedebouwkundige vormgeving van het winkelgebiedje zijn wij
ervan uitgegaan, dat de traversen geen openbare weg in de zin van
de Wegenwet behoeven te zijn. Beheer, onderhoud en instandhouding
van het voetgangersgebied zijn en blijven immers voor rekening van
de exploitant(en)Bovendien kan het wenselijk blijken de traversen
1s-avonds voor het publiek te sluiten. Er is hier sprake van een
voor het publiek toegankelijk gebied ten aanzien waarvan de gemeen
teraad ex artikel 168 van de Gemeentewet regelend kan optreden en
in casu reeds opgetreden is, daar dit gebied begrepen is onder het
"ruimer" begrip openbare weg, waarvan de A.P.V. Leeuwarden zich
voor de bepaling van zijn werkingssfeer bedient. Daarnaast kan ook
de privaatrechtelijke beheerder regelen stellen. Juist om de be
leidsvrijheid van de gemeente met betrekking tot het functioneren
van grondrechten zo groot mogelijk te houden, is in de concept-ver
koopvoorwaarden een bepaling opgenomen die beoogt beperking van
grondrechten door private personen te voorkomen (art 18). Wat be
treft de openingstijden hebben wij gemeend, dat dit vooral een
zaak is van de exploitanten van het winkelgebied,
ad b. Zoals uit het rapport van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken
moge blijken, kan de verkoopwaarde van de gemeente-eigendommen
binnen het plan, zonder dat de gemeente aanspraak maakt op open
bare parkeerplaatsen, bepaald worden op 221.316,Hierbij mer
ken wij op, dat bij handhaving van de openbare parkeerplaatsen de
gemeente deze in dit kader ter beschikking krijgt voor circa
5000,per parkeerplaats; dit is voor een overdekte parkeer
plaats in de binnenstad een zeer laag bedrag. Bij betaald parkeren
brengen deze plaatsen voor de gemeente een redelijk rendement op.
5. De "parkeereis"
In de raadsbrief van 23 september 1976 bijlage no. 326 hebben wij
aangevoerd, dat voorkomen moet worden, dat door bebouwing van het
huidig parkeerterrein een aantal parkeerplaatsen in de Binnenstad
verloren zou gaan. Vanuit dit gezichtspunt zijn met de Bouw
onderneming Noord Nederland B.V. onderhandelingen gevoerd over het
om niet ter beschikking komen van de gemeente van 30 openbare
parkeerplaatsen als vervangende parkeerruimte voor het huidig par
keerterrein ter plaatse. Wij hebben deze eis gesteld vanuit de zorg
die Burgemeester en Wethouders, mede op grond van de Bouwverorde
ning, hebben voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen, in
dien en omdat de functie van de te stichten bebouwing (kantoor,
winkel) tot deze parkeereis noopt. In het onderhavige geval komt
daar nog bij, dat ook de functie van omringende bebouwing waarin
een deel van het gemeentelijk apparaat met loket- en baliefuncties
is gehuisvest, ook aan de gemeente de plicht oplegt voor parkeer
ruimte te zorgen. De gemeente moet niet het verwijt treffen, dat
zij zelf nalaat, wat zij anderen in gelijke situaties voorschrijft.
Wij menen dan ook, dat wij terecht ervan uitgegaan zijn, dat de
huidige openbare parkeerruimte gehandhaafd moet worden.
4. De Koopsom.
Uit het rapport van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken blijkt,
dat, indien uitgegaan wordt van de verwervingskosten zoals door de
Bouwonderneming Noord-Nederland betaald aan derden en voor wat betreft
de gemeente-eigendommen zoals voorlopig overeengekomen 76.419»
het onderhavige project een rendement oplevert van bijna 7»5% bruto
per jaar. Daarbij is ervan uitgegaan, dat de gemeente om niet de be
schikking krijgt over 30 ondergrondse parkeerplaatsen.
Bij vergelijking van de koopsom per m2 die de Bouwonderneming aan der
den voor grond ter plaatse heeft betaald met de door de gemeente ge
vraagde koopsom, is een duidelijk verschil te constateren. De gemeente
vraagt dan ook niet de prijs die zij zelf voor de verwerving van haar
eigendommen heeft moeten betalen, noch een op de marktwaarde gebaseerde
verkoopprijs
De oorspronkelijke plannen ten behoeve waarvan de onderhavige eigendom
men zijn aangekocht, hebben geen doorgang gevonden. De gemeente heeft
toen initiatieven genomen om op andere wijze vernieuwingsplannen voor
dit binnenstadsgebied gerealiseerd te krijgen. Mede op grond van de
overwegingen, dat voortvarendheid geboden was en de realisering van een
aanvaardbaar project ter plaatse voor de gemeente prioriteit had, zijn
onderhandelingen gevoerd op basis van een grondprijs van 50,per
m2 (excl. sloopkosten)e.e.a. conform het gevoelen van de commissie
Grondbedrijf. Het daaruit voortvloeiende verlies ten opzichte van de
boekwaarde van deze eigendommen komt aldus voor rekening van de gemeente.
Daarbij moet wel bedacht worden, dat de gemeente om niet de beschikking
krijgt c.q. blijft houden over 30 openbare parkeerplaatsen, op de nood
zaak waarvan onder punt 3 reeds is gewezen en waaruit de gemeente ook
inkomsten heeft. Het is de gemeente echter niet in de eerste plaats be
gonnen om de realisering van een parkeerkelder, maar van een stadsver
nieuwingsproject voor dit gebied. Gezien de ontwikkelingen met betrek
king tot het onderhavige project en de overwegingen die aan het gevoer
de beleid ten grondslag liggen, namelijk dat de gemeente met het oog op
de realisering van een aanvaardbaar stadsvernieuwingsproject ook zelf
een (financiële) bijdrage heeft willen leveren, komt het ons voor, dat
alsdan niet zozeer sprake is van een soort subsidie voor de bouw van
een parkeerkelder zoals vanuit de raad wel is gesuggereerd, maar veel
eer van het stimuleren c.q. mogelijk maken van een stadsvernieuwings
project, waarvan de realisatie anders, mede gelet op het rapport van
de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken, betwijfeld mag worden.
5. Uitgifte in erfpacht.
In de raadsbrief van 23 september 1976 hebben wij reeds gesteld, dat
uitgifte in erfpacht van een gedeelte van de grond (de gemeente-eigen
dommen) op praktische en juridische bezwaren stuit. Indien de gemeente
eigenaar zou zijn van de totale ondergrond van het project, zou dit
uitgifte in erfpacht vergemakkelijken. Daarbij moet bedacht worden,
dat de Bouwonderneming op basis van eerder gemaakte principe-afspraken
uitgegaan is van uitgifte in eigendom. Ook thans weer is ons te ken
nen gegeven, dat zeker van de zijde van beleggers uitgifte in erf
pacht van het onderhavige project als onaantrekkelijk en onhaalbaar
wordt gekenschetst. Overigens zij nog opgemerkt, dat de gemeente als
zakelijk gerechtigde bij dit project betrokken blijft, aangezien bij
de verkoop van de grond de bepaling wordt opgenomen, dat ten behoeve
van de gemeente een recht van erfdienstbaarheid zal worden gevestigd
tot het gaan naar en komen van en het hebben en houden van 30 par
keerplaatsen in de te bouwen parkeerkelder.