- 2 - c. het verschil tussen het maximum "bedrag en de sub b bedoelde vaste vergoeding wordt gereserveerd voor vergoedingen in de vorm van presentie geld, hetwelk de leden van de Raad genieten voor elke door hen bij gewoonde vergadering van de Raad, van de afdeling van de Raad, waarin zij op grond van het Reglement van Orde zijn benoemd, en van door de Raad, Burgemeester en Wethouders of de Burgemeester ingestelde commissies, voor zover voor die vergadering niet reeds op grond van een andere regeling presentiegeld wordt toegekend; d. het presentiegeld wordt na afloop van het kalenderjaar uitgekeerd en bedraagt per vergadering het bedrag dat verkregen wordt door deling van het voor presentiegeld per raadslid gereserveerde bedrag door het op twee na hoogste aantal vergaderingen, dat een lid van de Raad heeft bijgewoond, een en ander afgerond naar boven op 5> de keuze voor "het op twee na hoogste aantal vergaderingen" is gedaan omdat hierdoor vermeden wordt, dat het presentiegeld al te laag zou blijven, doordat een enkel lid van de Raad toevalligerwijze een zeer groot aantal vergaderingen heeft bijgewoond; e. met inachtneming van het sub d gestelde wordt het bedrag van het presentiegeld telken jare door Burgemeester en Wethouders vastgesteld, waarbij wordt aangetekend, dat nimmer een hoger bedrag aan presentie geld wordt uitgekeerd, dan het verschil tussen de voor dat jaar door de Minister vastgestelde maximum vergoeding en het sub b bedoelde vaste bedrag; f. er is geen aanleiding het bedrag van de onkostenvergoeding op een lager bedrag dan het maximum vast te stellen. De Raad kan voorts een regeling voor de vergoeding van reis- en verblijf kosten voor reizen buiten de gemeente vaststellen. Aangezien dit slechts incidenteel voorkomt, wordt voorgesteld te volstaan met de bepaling, inhoudende dat werkelijk gemaakte kosten op basis van declaratie worden vergoed voor zover met instemming van de Raad of van Burgemeester en Wethouders reizen buiten de gemeente worden worden gemaakt Bepalingen ten aanzien van commissieleden, niet zijnde raadsleden. De regeling gaat er van uit dat de leden van door de Raad, door Burgemeester en Wethouders of de Burgemeester ingestelde commissies recht hebben op presentiegeld. De daarvoor geldende maximum-bedragen worden jaarlijks door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld en zijn vermeld in de bij het K.B. van 23 november 1976, Stb. 621, behorende tabel II. De Raad heeft de bevoegdheid van deze bedragen 20% naar beneden af te wijken. Voorts kan de Raad een regeling vaststellen voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen van commissieleden, niet-raadsleden, binnen de gemeente. Gelet op eerder vermeld overleg wordt voorgesteld: a. het presentiegeld voor de commissieleden, niet-raadsleden, uit praktische overwegingen voor de jaren 1975 en 1976 te handhaven op het reeds geldende bedrag van 68, dit is lager dan het maximum, doch voor 1975 hoger dan en voor 1976 gelijk aan de minimum vergoeding; b. het presentiegeld voor de commissieleden, niet-raadsleden, met ingang van 1977 vast te stellen op het door de Minister vastgestelde maximum; c. geen vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de gemeente toe te kennen; een dergelijke regeling bestaat thans ook niet; d. vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen buiten de gemeente te doen plaats vinden op basis van de werkelijke kosten, overeenkomstig de regeling voor de raadsleden. - 3 - Voor de goede orde wijzen wij er nog op, dat de presentiegeldregeling voor de commissieleden slechts geldt voor zover voor een commissie niet reeds een regeling geldt krachtens enig bijzonder wettelijk voorschrift, zoals b.v. bij de Wet Werkloosheidsvoorziening het geval is. Wij stellen U voor de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden vast tevstellen overeenkomstig bijgaand concept-besluit. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. W.J.G. Reumer Secretaris. loco

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1977 | | pagina 352