No. 5953.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van 14 april 1977 (hijlage no. 172);
gelet op de artikelen 64f, 64g, 64i en 168 van de Gemeentewet
en de artikelen 1 tot en met 6 v,an het Koninklijk Besluit van
25 november 1976, Stb. 621;
BESLUIT:
vast te stellen de navolgende verordening
Verordening, houdende regeling van de
geldelijke voorzieningen voor raads- en
commissieleden in de gemeente Leeuwarden.
Algemene bepalingen.
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. de leden van de raad: de leden van de raad, die geen lid zijn van het
college van burgemeester en wethouders;
b. commissie: een door de raad ingestelde commissie of functionele raad,
het presidium van die raad daaronder begrepen, alsmede een door het
college van burgemeester en wethouders of de burgemeester ingestelde
commissie, voorzover voor de leden van die commissie geen vergoedings
regeling geldt op grond van enig bijzonder wettelijk voorschrift;
c. de leden van een commissie: de leden van een commissie, als sub b
bedoeld, voor zover zij geen lid van de raad zijn en artikel 64g, lid 4>
van de gemeentewet niet op hen van toepassing is;
d. algemene maatregel van bestuur: het Koninklijk Besluit van 25 november
1976, Stb. 621.
Bepalingen inzake de vergoeding voor de leden van de raad.
Artikel 2.
1. De leden van de raad ontvangen per kalenderjaar:
a. een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden, berekend naar 80%,
naar boven afgerond op 250,van de telken jare door de
Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde maximum vergoeding,
opgenomen in tabel I, behorend bij de algemene maatregel van
bestuur voor de klasse, waarin de gemeente Leeuwarden valt;
b. een tegemoetkoming in de kosten, gelijk aan het maximum van de
telken jare door de Minister van Binnenlandse Zaken voorgestelde
bedragen, opgenomen in tabel II, behorend bij de algemene maat
regel van bestuur, voor de klasse, waarin de gemeente Leeuwarden
valt
2. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad
is geweest, ontvangt de vergoeding en de tegemoetkoming in de kosten
als bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal
dagen dat hij het lidmaatschap van de raad heeft bekleed.