Machtiging tot het voeren van verweer tegen beroepen krachtens de Wet-
arob; verhoging grens van de machtiging tot het instellen van een rechts
geding.
Bijlage no. 173 Leeuwarden, 14 april 1977»
Aan de Gemeenteraad.
A. Beroepen krachtens de Wet-arob.
Vanneer in het kader van de Vet-arob een besluit van Uw Raad wordt aange
vallen, doordat daarvan beroep wordt ingesteld bij de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State, dient U een besluit te nemen over het al dan niet
voeren van verweer. Formeel dient het voeren van verweer bij de Afdeling
Rechtspraak nl. te worden gezien als het voeren van een rechtsgeding in de
zin van artikel 177 van de gemeentewet. Op grond van artikel 212 van de
gemeentewet kan de Raad de in artikel 177 bedoelde macht aan Burgemeester
en Vethouders opdragen.
Voor het voorbereiden van een besluit tot het voeren van verweer zal in
het algemeen zeer weinig tijd beschikbaar zijn. Als gevolg hiervan is het
niet ondenkbaar dat onder bepaalde omstandigheden het tijdig nemen van een
besluit tot het voeren van verweer practisch onmogelijk is. Te denken valt
b.v. aan de periode van de zomervakantie, doch ook overigens kunnen zich
situaties voordoen, waarbij het niet mogelijk is deze aangelegenheden tij
dig in Uw Raad aan de orde te stellen. Wij gaan ervan uit, dat U tegen het
ingestelde beroep in het algemeen verweer wenst te voeren. Uit de -
nog jonge - jurisprudentie is af te leiden, dat het niet verschijnen als
verweerder bij de behandeling van een beroep bij de Afdeling Rechtspraak
licht kan leiden tot een minder gunstige belangenafweging bij de beslis
sing.
Gelet op het bovenstaande stellen wij U voor te bepalen, dat de bevoegdheid
tot het beoordelen en beslissen of vanwege de gemeente verweer zal worden
gevoerd tegen beroepen, als bedoeld in artikel 7» eerste lid, van de Wet
administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, tegen beschikkingen
van de Raad zal worden uitgeoefend door ons College.
B. Het instellen van burgerlijke rechtsgedingen.
Bij Uw besluit van 8 november 1971» nr. 14894» heeft U ons College gemach
tigd te beoordelen en te beslissen of van gemeentewege een rechtsgeding
zal worden gevoerd, voor zover de te vorderen hoofdsom niet meer bedraagt
dan 2.500,Geleidelijk aan doet zich de behoefte gevoelen deze grens
te verruimen, aangezien de hoogte van de te vorderen bedragen in de loop
van de tijd blijkt toe te nemen. In verband daarmede stellen wij U voor
bovenbedoelde grens te brengen van 2.500,op 5.000,
C. Verantwoording.
Indien U met het vorenstaande kunt instemmen, zullen wij U jaarlijks een
overzicht geven van de gevallen waarin wij Uw besluit hebben toegepast.
Wij stellen U voor overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp te beslui
ten tot wijziging van Uw besluit van 8 november 1971» nr. 14894. Voor de
goede orde hebben wij tevens de tekst van dat besluit, zoals dat na de
wijziging zal komen te luiden, voor U ter inzage gelegd.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer Secretaris.
loco