No. 14263.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van 6 oktober 1977 (bijlage no. 385);
BESLUIT:
burgemeester en wethouders te machtigen tot het uitwerken van een plan
voor de aanleg van een tijdelijk parkeerterrein voor plm. 100 auto's
op een terrein ten westen van de Blekerstraat.
Aldus vastgesteld in de openbare vergaderi
van
Voorzittei
Secretaris
Subsidiëren van de Vereniging Kinderdagverblijf Leeuwarden.
Bijlage no. 386 Leeuwarden, 6 oktober 1977»
Aan de Gemeenteraad.
In de vergadering van 25 jnni 1973 besloot de gemeenteraad om met
ingang van 1 januari 1974 de subsidiëring van de Vereniging Kinderdagver
blijf Leeuwarden te beëindigen. Tevens werd besloten met ingang van 1
januari 1974 degenen, die van de diensten van het kinderdagverblijf gebruik
maken, zo nodig in de kosten daarvan bijstand ingevolge de Algemene Bij
standswet te verlenen. Sindsdien is deze voorziening, ook landelijk, een
steeds belangrijker plaats gaan innemen in het maatschappelijk leven. De
redenen voor het plaatsen van kinderen op het kinderdagverblijf blijken van
velerlei aard. Soms zijn ouders door overmacht niet in staat overdag voor
de kinderen zorg te dragen als gevolg van ziekte, invaliditeit of noodzaak
tot werken. Daarnaast kan pedagogisch onvermogen of onvoldoende weerstand
tegen spanningen bij de ouders een reden voor plaatsing zijn.
Gelet op het vorenstaande achten wij het zeer zeker een taak van de ge
meentelijke overheid om de mogelijkheden te scheppen voor een zo goed mo
gelijk functioneren van deze voorzieningen.
Ten aanzien van de bemoeiingen welke het rijk heeft met de kinderdag
verblijven merken wij het volgende op.
In 1975 is door de rijksoverheid een begin gemaakt met de subsidiering
van kinderdagverblijven door middel van de Interim-rijkssubsidieregeling
Kinderdagverblijven 1975* Deze regeling hield in, dat een rijkssubsidie kon
worden verleend aan kinderdagverblijven gelijk aan 100% van de door het
Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aanvaarde perso
neelskosten. Het na aftrek van het rijkssubsidie overblijvende nadelig ex
ploitatiesaldo werd in onze gemeente gedekt door de ouderbijdragen waarin
zonodig bijstand ingevolge de Algemene Bijstandswet werd verleend.
Op 6 mei j.l. heeft de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maat
schappelijk Werk ons de Rijksbijdrageregeling Kinderdagverblijven toegezon
den. Deze regeling treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1
januari 1977 en voorziet evenals de rijkssubsidieregeling in een 100% dekking
van de uit de goedgekeurde personeelsformatie voortvloeiende kosten. Daar
naast wordt ingevoerd een maximumtabel van ouderbijdragen gebaseerd op de
draagkracht. Deze maximumtabel is bedoeld als een landelijke uniforme richt
lijn ter vergroting van de rechtsgelijkheid en is ingegaan per 1 september
1977.
Met betrekking tot de inhoud van de rijksbijdrageregeling kan worden
gesteld, dat de meest essentiele artikelen van deze regeling de volgende zijn.
1. Een rijksbijdrage in het gemeentelijk subsidie wordt slechts verleend in
dien de gemeenteraad voor de tijdsduur van vier jaren een plan heeft vast
gesteld van kinderdagverblijven gezien in relatie tot andere voorzienin
gen voor kinderen (artikel 6). Het eerste vierjarenplan dient op 1 novem
ber 1978 bij de rijksoverheid te zijn ingediend. Te zijner tijd zullen
wij U een conceptplan ter vaststelling voorleggen.
2. De gemeenteraad stelt jaarlijks op basis van het plan een programma vast
ten aanzien van de kinderdagverblijven die voldoen aan de in deze rege
ling gestelde eisen (artikel 11). Ook hieromtrent zullen U ter zijner
tijd voorstellen bereiken.
3. De gemeente draagt er zorg voor, dat met inbegrip van de rijksbijdrage
een sluitende exploitatie is verzekerd (artikel 16).
Nu met ingang van 1 september 1977 de maximumtabel van ouderbijdragen van
kracht is geworden is het niet meer mogelijk een ouderbijdrage te vragen
welke voldoende is om de exploitatie sluitend te houden.