- 2 - II. Algemene opmerkingen. De Nota behandelt de - moeilijk meetbare - spanningsvelden tussen de aanspraken die op de landelijke ruimte worden gedaan door landbouw, natuur en landschap, recreatie en verstedelijking en wil de algemene lijnen aangeven waarlangs per situatie het concrete ruimtelijk beleid gevormd kan worden. De nota vormt als het ware de tegenhanger van de verstedelijkingsnota; niet alleen voor wat betreft het onderwerp maar ook voor wat betreft de aanpak. De beleidsuitspraken uit de verstedelijkingsnota zijn scherper getrokken, de nota bevat zeer concrete centrale aanwijzingen. De Nota landelijke gebieden echter geeft veeleer een planningsproces aan. In de Nota wordt gewezen op de beperkte beleidsruimte van de Rijks overheid met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkelingen. Ruimtelijk beleid is bij uitstek een terrein waarop gemeenten, provincie en Rijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Elk van deze overheidsniveaus heeft daarbij zijn eigen specifieke ta.ken en vrijheden Het rijk zal zich zodanig dienen op te stellen, dat de provincies en gemeenten de grootst mogelijke vrijheid hebben om op grond van meer gedetailleerde kennis van zaken beleid te voeren. Het is op zichzelf verheugend te constateren, dat de Nota duidelijk de opzet heeft in het raam van het grotere geheel uitwerkingsbevoegd heden en verantwoordelijkheden te laten aan provincies en gemeenten. Van groot belang is evenwel dat die uitwerkingsbevoegdheid ook daad werkelijk inhoud en vorm krijgt. De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het landelijk gebied dient in eerste instantie te berusten bij de provincie, die zijn beleid vormt in samenwerking met de - in regionaal verband samen werkende - gemeenten en met reële inspraak van landbouworganisaties ruilverkavelingscommissie 1s e.d. De in de Nota neegelegde bereidheid om de provincies uitwerkings bevoegdheden te laten, moet ook de bereidheid impliceren om differen tiatie in uitwerkingen in de verschillende provincies te accepteren en ook uitwerkingen vrij te laten, die eventueel op rijksniveau voor minder gewenst worden gehouden. Een en ander vergt een terughoudende opstelling van de verschillende gedeconcentreerde rijksdiensten. Deze zullen zich als het ware tot een 'marginale toetsing' moeten beperken. Met andere woorden: zij zullen zich moeten beperken tot de beoordeling van de vraag of de provincie redelijkerwijs tot deze uitwerking van beleidslijnen heeft kunnen komen. III. Instrumentarium. regulering vestiging In 5>3«2. en 5»5-3* wordt een aantal methoden op een rij gezet om vestiging te reguleren. Volstaan wordt met de mededeling, dat de regering de ervaringen daarmee afwacht. Duidelijk lijkt ons, dat de woonruimtewet onvoldoende mogelijkheden biedt en dat privaatrechtelijke voorwaarden bij de uitgifte van bouwterreinen lapmiddelen zijn. Een oplossing zou gezocht kunnen worden in een publiekrechtelijke regeling. Onze voorkeur zou daarbij uitgaan naar een kaderwet op basis waarvan gemeentelijke verordeningen in het leven kunnen worden geroepen - 3 - tweede woning-en. Onder punt 6.4-1van de p.k.b., noemt de nota de volgende instrumenten a. bestemmingsplannen met gebruiksvoorschriften voor de bebouwde kommen; b. tweede-woningverordeningen; c. aankoop door gemeenten; d. financiële regelingen voor het herstel van slechte woningen. ad a. bezwaren: voorbereidingstijd, kosten, handhavingsproblematiek (bewijsproblemen) ad b. bezwaren: handhavingsproblematiek. Betwijfeld moet worden of in de praktijk door middel van politiedwang een eind kan worden gemaakt aan het gebruik als tweede woning. Over de verbindendheid van de tweedewoningverordeningen heeft de Hoge Raad nog geen uitspraak gedaan. ad c. Welke gemeente beschikt over de financiële middelen om hoge prijzen - hoog in verband met mogelijk gebruik als tweede woning - voor slechte woningen te betalen? Vooral ook gezien de volgende opmerking: "Van veel belang is dan dat de gemeente de verleiding weerstaat om toch aan de meest biedende te verkopen" (pag. 148). ad d. Indien de gemeente niet kan aankopen, is zij voor verbetering in sterke mate vooralsnog aangewezen op de medewerking van be trokkenen. Wij willen concluderen, dat het huidig instrumentarium onvoldoende werkt en dringen aan op de totstandbrenging van een publiekrechte lijke vestigingsregeling, die de gemeenten de mogelijkheid biedt om - daar waar nodig - te kunnen optreden. In het hoofdstuk Instrumentarium is vooral in inventariserende zin nagegaan welk instrumentarixim aanwezig is en wat de waarde ervan is voor het landelijk gebied, mede gerelateerd aan de gemaakte beleids keuzen. In het algemeen kan daarbij gesteld worden, aldus de nota, pag. 29, dat er in juridische zin een ruim scala aan instrumenten aanwezig is, dat ternauwernood uitbreiding behoeft om de beleidskeuzen te realiseren. Aanvulling zal nog nodig zijn op het punt van de wetgeving ten aanzien van het beheer (pag. 129). De vraag dient zich aan, of deze uitspraak niet een té optimistisch beeld van de situatie geeft. Veel van de opgesomde instrumenten hebben nog niet de status van wet bereikt: voorkeursrecht gemeenten, wijziging onteigeningswet, ontwerp- wet geluid-hinder etc. Andere genoemde instrumenten verkeren nog in een experimenteel stadium (milieu-hygiënisch beleidsplan) of in het stadium van onderzoek (bijv. ten aanzien van de voorzieningen) of blijken in de praktijk onvoldoende (bijv. ten aanzien van tweede woningen).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1977 | | pagina 47