Ervan uitgegaan moet worden, dat de vraag naar eigen woningen
zal toenemen. Deze vraag komt mede van "potentiele suburbani-
santen". In tegenstelling tot de afgelopen jaren zal meer nadruk
op de bouw van woningen in de koopsector gelegd moeten worden.
Nieuwe uitbreidingsplannen zoals Camminghaburen moeten een tegen
wicht vormen van de bouwmogelijkheden in de buurgemeenten (zie
tabel 7). Bovendien zal een marktgericht bouwbeleid tekorten of
overschotten op de onderscheiden deelmarkten voorkomen en de door
stroming bevorderen mede t.b.v. bijzondere bevolkingsgroepen.
Verkoop van huurwoningen met het oog op een evenwichtige differen
tiatie van het woningbestand in de onderscheiden woonwijken zou
overwogen kunnen worden.
3.2.4. De woonomgeving.
Uit migratie-onderzoeken alsook uit het woningmarktonderzoek
Camminghaburen, blijkt, dat de relatie woning-woonomgeving een
belangrijke factor is. De inrichting van de woonomgeving bepaalt
mede het wervend karakter van een buurt of wijk en zal dan ook
alle aandacht moeten krijgen (tabel 5).
In dit verband zal mede een rol moeten spelen de zorg voor aan
vaardbare grondprijzen, waarbij Rijkssubsidies onontbeerlijk zijn.
(Lokatiesubsidie)
4. Realisering van het beleid.
4.1. Woningbouwbeleid in het algemeen.
In de periode 1945-1970 was er met uitzondering van 1956 in
Leeuwarden jaarlijks een bevolkingstoename.
In de periode 1970-1975 is het inwonertal met gemiddeld per
jaar gedaald. Dit is voornamelijk veroorzaakt door het grote ver-
trekoverschot vanuit Leeuwarden naar de buurgemeenten.
De jaren 1975 en 1976 geven een vermindering van het suburbanisa
tieproces te zien. Oorzaken daarvan zijn ondermeer: een halvering
van de jaarlijkse toename van de woningvoorraad in de randgemeen
ten t.o.v. de periode voor 1975 en na de impasse van de jaren 1971
en 1972 in Leeuwarden een hogere woningbouwproductie, zowel in de
huur- als in de koopsector, (zie grafiek 3).
De produktie van 1977 zal een nieuw dieptepunt te zien geven.
Hieraan liggen dezelfde oorzaken ten grondslag als in de jaren
1971 en 1972: moeilijkheden bij bestemmingsplanprocedures, hoge
grondkosten, planning v.d. produktie e.d. (zie grafiek 1).
Wil de gemeente in samenwerking met de rijks- en provinciale over
heid de suburbanisatie in goede banen leiden dan zal zij zich
duidelijk moeten richten op een taakstellend beleid zowel kwanti
tatief (woningproduktie op lange termijn) als kwa. 1 itatief (markt
gericht op korte termijn).
4*2. Kwantitatief woningbouwbeleid.
Uitgaande van de kwantitatieve woningproduktie dient gezorgd te
worden voor het tijdig gereed zijn van bestemmingsplannen op grond
waarvan de gewenste woningproduktie gerealiseerd kan worden.
4.3. Kwalitatief woningbouwbeleid.
Dit beleidsfacet is gericht op korte-termijn-programma's betref
fende voorbereiding, soort woningen, differentiatie naar sectoren,
woonomgeving etc. en dient afgestemd te zijn op de wensen en be
hoeften van de vragers mede tegen de achtergrond van de samenstel
ling van de aanwezige woningvoorraad. Woningbouwbeleid moet markt
gericht zijn.
5* Aanbevelingen of conclusies.
5.1. Kwantitatieve woningbcuwbsleld.
Op basis van de in het voorgaande neergelegde kwantitatieve uit
gangspunten en gelet op de duidelijke taakstelling voor Leeuwarden
als kern van Friesland, is in tabel 8 een prognose gemaakt van
het aantal noodzakelijk te bouwen woningen in de komende 10 jaar.
Uitgegaan moet worden van de bouw van gemiddeld 700 woningen per
jaar.
Uit grafiek 2 blijkt, dat in de eerste 3 jaar een achterstand in
gehaald moet en kan worden. Intussen moet deze periode benut worden
om de woningproductie na 1981 veilig te stellen naast en na Cam
minghaburen.
Nog in deze raadsperiode dient de lokatie aangewezen te worden
waar nieuwe stadsuitbreidingen moeten plaats vinden.
In de periode 1978-1980 zal een actief aankoopbeleid door de ge
meente gevoerd en door G.S. goedgekeurd moeten worden.
In 1981 moet voor het nieuwe woongebied een globaal bestemmings
plan gereed zijn, zodat in 1982 met de uitwerking c.q. uitvoering
begonnen kan worden.
- 8 -
- 9 -