Tabel 6. Verdeling van het aantal te bouwen woningen naar aantal vertrekken.
Aantal vertrekken^
Aantal woningen
3
ca 640
4
1.71-0
5
2,420
6
1.820
7 e.m.
530
Totaal
ca 7.120
1
-.1
1Inclusief keuken.
Bovenstaande aantallen dienen te worden verhoogd met het aantal te bouwen woningen
van ca 680 voor alleenstaanden. Veelal zullen dit één- of tweekamerwoningen zijn.
Tot slot volgen nog enkele verduidelijkende opmerkingen.
Zoals men zal hebben opgemerkt, is er bij de berekening van de maximum- en opti-
mumschalen en ook bij de praktische toepassing van de optimumschaal in dit hoofd
stuk van uitgegaan, dat ook de jonggehuwde echtparen in aanmerking komen voor een
eigen woning.
Hier doet zich echter eoxmoeilijkheid voor van praktische aard. In verband met het
woningtekort worden namelijk op het ogenblik aan jonggehuwde echtparen relatief
minder woningen toegewezen. Zou het niet juister zijn hiermede bij het opstellen
van een behoeftenschema rekening te houden
Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Men dient er reeds thans rekening
mee te houden, dat de woningnood een voorbijgaand verschijnsel is, terwijl de
woonwijken, die thans worden gebouwd nog lang na de opheffing van het tekort hun
diensten zullen moeten bewijzen. Naarmate het woningtekort geringer wordt, zal
het trouwens in grotere mate dan thans het geval is, mogelijk blijken ook deze
categorie der jonggehuwden een eigen woning toe te wijzen.
Een andere vraag, die na lezing van het voorgaande kan rijzen is: welke woningen
zijn nu in het differentiatieschema speciaal bedoeld voor de jonggehuwden of, in
het algemeen, voor de nog uitgroeiende gezinnen
Het antwoord hierop luidt: geen enkele woninggrootte in het bijzonder. Indien de
prognoses omtrent de huwelijksvruchtbaarheid waarop het differentiatieschasa be
rust juist zijn en dit schema wordt in de praktijk gerealiseerd, zal na opheffing -
van het woningtekort elk gezin een woning kunnen betrekknn, die het ruimte biedt
om geruime tijd uit te groeien, zonder dat de noodzaak tot verhuizen ontstaat. In
dividuele foutieve keuze zou dan gecorrigeerd worden.door extra verhuizen, welke
noodzaak echter door benutting als slaapvertrek van het ingecalculeerde extra-
vertrek tijdelijk kan worden weggenomen.
Met alle verschillen in omvang en tempo van de gezinsuitbreiding is echter reke
ning gehouden. Zou een echtpaar verwachten, dat in de eerste tien jaar van het
huwelijk een groot aantal kinderen zal worden geboren, dan kan het dus terstond
de woning betrekken, die voor een dergelijke'gezinsomvang passend is.
Zolang het woningtekort nog bestaat, zal een toewijzing op die basis niet mogelijk
zijn. In het algemeen zal ook het jonge gezin, dat zich snel uitbreidt, zo het van
gemeentewege al in aanmerking wordt gebracht voor een eigen woning, zich tevreden
moeten stellen met een kleinere behuizing. Een zekere souplesse bij het afgeven
van verhuisvergunningen voor dergelijke gevallen zal van groot belang zijn. Een
toewijzing van driekamerwoningen aan jonggehuwden schijnt echter, behalve wanneer
hiernaar van de zijde van het echtpaar zelf wordt gevraagd, onjuist en onnodig.
Het differentiatieschema is zodanig opgezet, dat toewijzing van ruimere woningen
alleszins is gerechtvaardigd.
Tot slot nog een enkel woord over de huisvesting van ouden van dagen.
Bij de berekening van de optimumschaal is met de aanwezigheid van door vertrek of
overlijden der kinderen gereduceerde gezinnen rekening gehouden. Wanneer er voor
echtparen waarvan de kinderen het huis hebben verlaten, speciale wooncomplexen
worden gebouwd, dan moet hiermede in het differentiatieschema dientengevolge reke
ning worden gehouden door het percentage voor de drie- en vierkamerwoningen op
overeenkomstige wijze te verlagen.
STICHTING HET
MEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
Afdeling Regionaal Onderzoek,
Rotterdam, november 1962.