JL. WONIKGI-IAPJCTYETtlCEKlIIliG LEEUWARDEN DOOR DR. IR. II. IRIEMUS 1971. 6. KONKLUSTEG EN AANBEVELINGEN 6.1. Het planologische kader Een van de meest pregnante verschijnselen die wij aantreffen in het Leeuwarden van de laatste jaren is het feit dat jaar in jaar uit een negatief migratiesaldo optreedt, vooral ten gevolge van suburbanisa- tieverschijnselen gericht op kernen als Hardegarijp, Stiens, Marssum, Tiet jerk en Giekerk. Dit kraterel'l'ekt doet het effekt van de aantrek kingskracht van Leeuwarden als werkgelegenheidskern geheel te niet. In de Tweede Nota Ruimtelijk Ordening is een versterkte koncentratie van de bevolking in Leeuwarden voorzien. Van deze ontwikkeling komt, als we in gemeentelijke grenzen denken, niet veel terecht, beschouwen we echter het gewest Leeuwarden inclusief do genoemde randkerncn, dan konstateren wij dat dit gebied wel een positief migratiesaldo heeft t.o.v. de omliggende gebieden. Dat de groei van het gewest nog achter blijft bij de prognoses, houdt verband met het algeheel achterblijven van het noorden des lands. De migratiesaldi van Leeuwarden met b.v. gemeenten in Noord-Holland spreken wat dit betreft boekdelen. Het achterblijven van de groei van de gemeente Leeuwarden kan dus voor twee maatregelen worden omgebogen tot een versnelde ontwikkeling: a. ontwikkeling van het gehele noorden van ons land verbetering van vooral werkfaktoren b. versterking van de positie van de kern-Leeuwarden t.o.v. de rand kerncn verbetering van vooral woonfaktoren Het onder b genoemde is alleen te bereiken wanneer Leeuwarden qua prijs eii kwaliteit kan korikurreren met de woningbouw in de randgebie den. Gezien de wijze waarop thans grondkosten e.d. worden toegerekend, is het de vraag of de konkurrentie tussen hooi'dkern en randgebieden wel een gelijke konkurrentie is. Rondom vele grote kernen blijkt het kratereffekt een niet of nauwelijks te stuiten effekt te zijn. Het is de vraag of dit effekt - binnen bepaalde grenzen - zo negatief moet worden gewaardeerd, als meestal gebeurt. Kenmerken van de trek naar buiten is, dat men probeert als bewoner "van twee walletjes te eten" - de nabijheid van het stadscentrum en de stedelijke voorzieningen; - een rustig, groen, niet te dicht bebouwd, liefst kleinschalig woon- milieu waarin laagbouw overheerst. Deze hoofdtendenzen zijn ook binnen de huidige gemeentegrenzen in rui me mate te realiseren. Wanneer de afstand tot het stadscentrum niet te groot wordt,- en aan de infrastrukturele problemen het hoofd kan worden geboden, is de ontwikkeling van kernen rondom Leeuwarden geen negatief verschijnsel, dat alleen oogluikend mag worden toegestaan, maai' oen reële tendens die in goede banen moet worden geleid. Het verdient aanbeveling te overwegen om enerzijds binnen de huidige gemeentegrenzen van Leeuwarden een nieuwe woonomgeving te kreëren tli e tegemoet komt aan de verlangens van de bewoners, zoals deze ook uit het bewonersonderzoek blijkt. Anderzijds dient sterk in overweging te worden genomen of niet de groei van de kernen Hardegarijp, Stiens, Marussum, Tietjerk en Giekerk als een positief gegeven moet, worden aan vaard, waarbij de vraag niet is: hoe remmen wij deze ontwikkeling ai',

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1977 | | pagina 156