Aangaan van onderhandse geldleningen in 1978.
Bijlage no. 450- Leeuwarden, 17 november 1977»
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 2 van de Wet Kapitaaluitgaven Publiekrechtelijke
Lichamen wordt aan besluiten van gemeenten tot het ramen van uitgaven ten
laste van de kapitaaldienst van hun begrotingen, behoudens uitzonderingen,
door Gedeputeerde Staten der provinciën slechts goedkeuring verleend,
indien de vaste financiering van de uit hoofde van deze uitgaven te
verrichten betalingen binnen een tijdvak van 15 maanden verzekerd is.
Deze vaste financiering zal wanneer zij niet kan geschieden met ter
beschikking van de gemeente komende middelen uit hoofde van bijvoorbeeld
opbrengsten terzake van verkopen, moeten plaats vinden met aan te
trekken geldleningen. Voorts moet de gemeente regelmatig geldleningen
aantrekken om de vlottende schuld van de gemeente te consolideren. Leze
schuld kan ontstaan door het doen van uitgaven voor onderhanden zijnde
werken na de in eerste alinea genoemde termijn van 15 maanden en door
kapitaaluitgaven die een bedrag van 25-000,niet te boven gaan.
Tijdens de werking van de centrale financiering, in welke situatie
de vaste geldleningen bij de minister van binnenlandse zaken moesten
worden aangevraagd heeft de Raad, voor het eerst op 8 november 1971
algemene besluiten genomen tot het aangaan van door de Bank voor
Nederlandsche Gemeenten in het kader van de centrale financiering
aan te bieden geldleningen.
Op 4 juni 1975 is de centrale financiering beëindigd. Daardoor
kwam een einde aan het functioneren van het voor 1975 genomen alge
meen geldleningbesluit
Nadien heeft de Raad een 4-"tal besluiten genomen tot het aangaan
van geldleningen.
Het aangaan van geldleningen - uiteraard tegen marktvoorwaarden -
is nodig om de door de Raad genomen besluiten tot het doen van in
vesteringen zo snel mogelijk te kunnen realiseren.
Om snel te kunnen reageren op bepaalde situaties op de kapitaal
markt hebben wij op blz. 1-17 van het beleidsplan 1978-1982 mededeling
gedaan van ons voornemen U te vragen ons te machtigen in 1978 geld
leningen aan te gaan ter financiering van het investeringsprogramma
voor dat jaar.
Met het realiseren van dat investeringsprogramma is een bedrag
gemoeid van in totaal ruim 45-000.000,
Van elk door ons ter uitvoering van het door de Raad te nemen al
gemeen geldleningbesluit voor 1978 te nemen besluit tot het aangaan
van een geldlening en van de goedkeuring hiervan door Gedeputeerde
Staten zullen wij aan de Raad mededeling doen.
Onder mededeling, dat de Commissie voor de Financiën zich hiermede
kan verenigen stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het
hierbij gevoegde ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer Secretaris.