- 2 - III. Hoorzitting. Appellant en het college van Burgemeester en Wethouders zijn door de commissie in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten in een vergadering van de commissie op 20 oktober 1977» Op deze vergadering werd door appellant een nadere toelichting gegeven bij de hierboven weergegeven bezwaren. Namens Burgemeester en Wethouaeirs werd aangevoerd dat het beleid van de gemeente erop is gericht in zeer beperkte mate vergunningen te verlenen voor het innemen van permanente ligplaatsen, aan de ene kant met het oog op het feit dat het aantal ligplaatsen in de stad schaars is, aan de andere kant met het oog op het streven van de gemeente om het aantal permanente ligplaatsen te beperken. Op grond hiervan werd de door appel lant gevraagde vergunning voor het innemen van een vaste ligplaats niet verleend. IV. Overwegingen van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Algemene Politieverordening. a. Algemeen. Ingevolge artikel C 4 tweede lid van de Algemene Politieverordening is het zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders verboden met een vaartuig ligplaats in te nemen in een openbaar water met het doel goederen of waren te verkopen. Sinds enige jaren wordt door Burgemeester en Wethouders slechts in beperkte mate vergunning verleend voor het innemen van permanente ligplaatsen, niet alleen voor schepen als bedoeld in artikel C 4» maar met name ook voor woonschepen als bedoeld in artikel C 5 van de verordening. Dit beleid is ingegeven door de overwegingen dat het aantal ligplaatsen voor vrachtschepen, woonboten, pleziervaartuigen e.d. in de wateren van het stadsgebied schaars zijn en voorts door het feit dat er met name uit oogpunt van welstand naar wordt gestreefd het aantal permanente ligplaatsen voor schepen te beperken. De commissie kan zich met deze beleidsuitgangspunten en het daarop gebaseerde beleid van een beperkte uitgave van vergunningen voor permanente ligplaatsen verenigen. b. Ten aanzien van het eerste en negende bezwaar. Het feit dat appellant met zijn schip thans reeds 16 maanden een ligplaats inneemt kan, hoewel ongewenst uit het oogpunt van het hiervoor bedoelde beleid, met de huidige wettelijke voorschriften niet worden tegengegaan. Hieraan mag echter geenszins een argument worden ontleend om deze op zichzelf ongewenste situatie -het gedurende lange tijd onafgebroken een ligplaats bezetten- te bestendigen door daarvoor met het oog op bepaalde activiteiten een vergunning te verlenen. c. Ten aanzien van het tweede en het vijfde bezwaar. Indien appellant zijn schip niet op eigen kracht kan verplaatsen is zulks met behulp van derden mogelijk. d. Ten aanzien van het derde bezwaar. De toepassing van de Drank- en Ilorecawet is hier niet aan de orde. e. Ten aanzien van het vierde bezwaar. Voorzover de hier door appellant bedoelde inrichtingen functioneren zonder de vereiste vergunningen wordt hiertegen opgetreden. f. Ten aanzien van het zesde en zevende bezwaar. Dit is niet relevant, aangezien het hier gaat om het innemen van een ligplaats aan een kade in beheer en onderhoud bij de gemeente Leeuwardem g. Ten aanzien van het achtste bezwaar. De hier door appellant genoemde schepen zijn rondvaartboten waarvoor geen vergunning als de onderhavige is vereist. Tijdens het verlenen (van de) - 3 - van de diensten nemen de7,e schepen immers geen ligplaats in, maar varen zij. h. Conclusie? De door appellant in zijn beroepschrift aangevoerde bezwaren zijn, gelet op het hierboven onder b. tot en met g. gestelde, naar het oordeel van de commissie niet zodanig zwaarwegend dat er aan appellant in afwijking van het onder a. omschreven beleid, alsnog een ligplaatsvergunning zou moeten worden verleend. l V. Advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Algemene Politieverordening. Gelet op vorenstaande overwegingen is de commissie eensluidend van oordeel U te moeten adviseren het beroepschrift van de heer H.Wiersma gericht tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van 3 augustus 1977, nummer 9448, ongegrond te verklaren. Het desbetreffende ontwerp-besluit treft U hierbij aan. De commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Algemene Politieverordening, Voorzitter Secretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1977 | | pagina 339