V 10 - 2. het besluit van Burgemeester en Wethouders van 8 juli 1977 voor het overige handhaven; C. Burgemeester en Wethouders opdragen met appellant in overleg te treden over een (minnelijke) regeling, op grond waarvan deze een billijke tegemoetkoming in de schade kan ontvangen, als ge volg van het niet verkrijgen van de vereiste bouwvergunning en de vergunning ingevolge artikel G 14 A.P.V. voor de (gehele) onder II bedoelde installatie en deze regeling ter goedkeuring aan de Gemeenteraad voor te leggen voor het beschikbaar stellen van het noodzakelijke krediet; D. het ingestelde beroep, voorzover daaraan volgens A1B1 en C niet tegemoet wordt gekomen ongegrond verklaren. Een ontwerp-besluit hebben wij hierbij gevoegd. In dit verband merken wij op dat in de gemeenteraadsvergadering van 17 oktober 1977» is besloten de beslissing op het beroepschrift van de heer de Ruiter te verdagen tot uiterlijk 27 december 1978. Voorts is ons uit het betreffende advies van de directeur van het Bouw- en Woningtoezicht gebleken, dat aan het verlenen van de bouwvergunning voor de installatie voor de opslag en aflevering van petroleum en dieselolie geen voorwaarden behoeven te worden verbonden. Deuijomraissie van advies inzake beroep- ingevolge de Bouwverordening, wnd. voorzitter. secretaris. De Commissie van advies inzake beroep- sh^iften ingevolge de Algemene Politie- eLening, voorzitter. secretaris i L nr. 18972 DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN Beschikkende op het beroepschrift, ingekomen op 28 juli 1977» van de heer J. de Ruiter, Van der V/ielenstraat 1 te Leeuwarden, tegen de volgende besluiten van Burgemeester en Wethouders! a. het besluit van 6 juli 1977, nr. B 274/77, tot aanhouding van de beslissing op een verzoek om bouwvergunning voor het oprichten van een installatie voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, op een perceel aan het Mariahof, alhier, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie F, nr. 6792 (ged.); b. het besluit van 8 juli 1977 tot weigering van de vergunning als bedoeld in artikel C 14 van de Algemene Politieverordening, voor het plaatsen, hebben en exploiteren van de onder a. bedoelde in stallatie; gezien het gezamenlijke advies van december 1977 van de Com missies van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverorde ning en de Algemene Politieverordening (Bijlage nr. overwegende, dat hij de motivering van de commissies, zoals deze is opgenomen onder punt VII van het hierbovenbedoelde advies, geheel kan onderschrijven; dat de beslissing op de ingediende bouwaanvrage op de juiste gronden is aangehouden, behoudens voorzover het betreft de installatie voor de opslag en aflevering van petroleum en dieselolie; dat toepassing van artikel 50» lid 8, van de Woningwet niet mogelijk is aangezien het vestigen van een benzineverkooppunt op deze plaats in strijd is met het in voorbereiding zijnde ontwerp-bestemmingsplan voor dit gebied, welk plan zal zijn gebaseerd op het door hem op 3 september 1976 aanvaarde "voorkeursmodel Mariahof e.o.", als wijziging op het op 17 november 1975 vastgestelde "voorkeursmodel Oldegalileën" dat het hoofduitgangspunt van deze modellen is het handhaven van de woonfunctie als belangrijkste functie en het versterken (door middel van rehabiliatievan het woonmilieu; dat het oprichten van een benzineverkooppunt, als thans wordt ge wenst, ernstig afbreuk zal doen aan deze uitgangspunten; dat de vereiste vergunning, ingevolge artikel C 14 van de Algemene Politieverordening, op de juiste gronden is geweigerd; dat immers de oprichting van het gewenste verkooppunt extra ge motoriseerd verkeer zal aantrekken, dat gebruik zal moeten maken van de niet erg brede aan- en afvoerstraten van de wijk Oldegalileën: dat hierdoor ernstig gevaar voor de veiligheid van het verkeer zal ontstaan, zowel voor de voetgangers (in het bijzonder spelende kinderen), fietsers en het reeds aanwezige gemotoriseerde verkeer in deze straten; dat het ten gevolge van de aanwezigheid van het benzineverkooppunt te v-rwachten extra gemotoriseerde verkeer, tezamen met het reeds be staande verkeer (woon- en werkverkeer), door stank en lawaai een on toelaatbare belasting voor het woonmilieu zal betekenen, waardoor voor omwonenden en andere gebruikers van langs de aanvoerroute gelegen per celen een niet aanvaardbare overlast zal ontstaan; dat op ambtelijk niveau verwachtingen zijn gewekt bij de heer de Ruiter, dat deze mocht aannemen, dat de (complete) installatie voor opslag en aflevering van motorbrandstoffen, zou kunnen worden opgericht; 3°,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1977 | | pagina 391