Stadsverwarming
Bjjlage no. 123a.
Leeuwarden, 31 maart 1978'
Aan de Gemeenteraad.
Hiermede brengen wij nog het volgende onder Uw aandacht met betrekking tot de
problematiek van de stadsverwarming. Aangezien het overleg met het Ministerie van
Economische Zaken en de N.E.O.M. heeft plaatsgehad in een bespreking ten departementc
en in een aantal daarop aansluitende telefoongesprekken en er nog geen schriftelijk
commentaar van de Minister was op onze brief, welke wij naar aanleiding van de raads-
beslissing van 20 februari 1978 aan hem hadden toegezonden, hebben wij voor de goede
orde een exemplaar van de raadsbrief van 28 maart 1978, bijlage no. 123, aan dat
Ministerie toegezonden. Heden ontvingen wij van de plaatsvervangend d.irecteur
Algemeen Energiebeleid (Ministerie van Economische Zaken) commentaar op het eerder-
bedoelde raadsvoorstel; een afschrift van die brief doen wij U hierbij toekomen.
Daaruit blijkt dat de toezeggingen van de Minister van Economische Zaken en de N.E.O.I
ainder positief zijn dan in het mondeling en telefonisch gevoerde overleg te onzer
kennis z'jn gebracht. Op een aantal punten worden toezeggingen teruggenomen dan wel
afgezwakt. In dit verband mogen wij wijzen op de meest essentiële punten, welke in de
brief van het Ministerie anders zijn geformuleerd dan bij het gevoerde overleg is
geschied
geldlening N.E.O.M.
In het overleg is ons medegedeeld, dat wanneer er na afloop van de looptijd van de
lening nog steeds exploitatieverliezen worden geleden, op de 'lening in het geheel
niet behoeft te worden afgelost. Uit hield in dat in een dergelijke situatie (welke
door de N.E.O.M. niet werd verwacht) in de dam voor de gemeente blijvende verlies-
aituatie het Rijk nog 10 miljoen gulden zou bijdragen boven de in uitzicht gestelde
subsidie van 5 miljoen gulden voor de aanloopperiode. Zoals het nu in'de brief is
geformuleerd, zou de gemeente Leeuwarden by een verliessituatie over de gehele
leningsperiode van 20 jaar slechts het voordeel hebben van een lening tegen een rente
m 1 beneden de geldende marktrente. Daarboven gaat de toezegging thans niet
verder dan het volgende:
'Kocht er na afloop van de leningsperiode nog sprake zijn van exploitatietekorten
'dan is het zeer wel denkbaar dat de leningsmodaliteiten, inclusief de aflossing,
'alsdan tex1 discussie komen.
rrverinr van aardgas.
in het mondeling overleg is van de zijde van het Ministerie te kennen gegeven, dat
ie levering van aardgas voor de stadsverwarming niet gedurende in de door de Raad
aanvaarde motie genoemde termijn van 20 jaar kan worden gegarandeerd. De N.E.O.M.
jou overigens bereid zijn, wanneer binnen afzienbare tijd op 'n andere brandstof
iou worden overgeschakeld, de hiervoor bedoelde lening te verhogen tot 15 miljoen
in verband met de daaraan verbonden extra investeringen en eventuele extra risico's.
Uit de heden ontvangen brief moet worden geconcludeerd, dat voor het onderhavige
waar-
hulp
moeten
zou
woject in het geheel geen gas beschikbaar kan worden gesteld 'naast het gas
»er thans reeds wordt beschikt'. Er moet van worden uitgegaan, dat zowel de
'armtecentrales als de krachteenheid met andere brandstof dan aardgas zouden
'orden gestookt. Slechts als dit op korte termijn niet realiseerbaar zou zijn,
nog overleg plaats kunnen vinden over de alsdan te kiezen oplossing. Het is
onnelijk nog de vraag of bij een dan te kiezen oplossing aax'dgas in aanmerking zou
®men komen. Het vorenstaande impliceert derhalve, dat dus niet alleen voor de
•armtekrachteenheid, doch ook voor de hulpwarmtecentrales, die in de wijk geplaatst
!»Uen moeten worden, niet op aardgas mag worden gerekend. Yan de Gasunie is in-
ïiddels nog bericht ontvangen, dat (voor zolang gas beschikbaar wordt gesteld voor
hulpwarmtecentrales) niet mag worden gerekend op toepassing van het groot-
'erbruikerstarief voor aaxvlgas