A
O
oC
Opnemen van een anti-speculatiebeding in overeenkomsten tot verkoop van
voor woningbouw bestemde grond.
Bijlage no. 136. Leeuwarden, 13 april 1978.
Aan de gemeenteraad.
In het kader van de behandeling van het beleidsplan 1978-1982 is
gevraagd, of wij bereid zijn een anti-speculatiebeding op te nemen in
contracten bij grondverkopen (zie vraag 105). Wij antwoordden daarop
als volgt: "Bij de verkoop van bouwterreinen aan particulieren wordt als
regel als voorwaarde gesteld dat de terreinen binnen 2 of 3 jaren moeten
worden bebouwd en dat de terreinen niet aan derden mogen worden verkocht
voordat de bebouwing daarvan is voltooid. Wij menen dat een dergelijke
bepaling als een anti-speculatiebeding dient te worden aangemerkt.
Momenteel wordt onderzocht of op enigerlei wijze een verfijning van deze
bepaling kan c.q. moet plaats vinden". Volledigheidshalve omschrijven
wij de huidige regeling hieronder in het kort:
a. verplichting tot bebouwing binnen 2 of 3 jaren na de datum van eigen
domsoverdracht ten genoegen van Burgemeester en Wethouders;
b. bij niet-nakoming van die verplichting terugoverdracht aan de gemeente
tegen de oorspronkelijke prijs;
c. vervreemding mag, behoudens toestemming van Burgemeester en Wethouders
niet plaatshebben voordat aan de bouwverplichting is voldaan;
d. koppeling van de vorenbedoelde bepalingen aan een ketting- en een
boetebeding 50.000,
Wij hebben, aan de hand van met name in het westen van het land
terzake bestaande regelingen, onderzocht of het wenselijk is in ónze
gemeente een stringente anti-speculatieregeling in te voeren, inhoudende
dat doorverkoop van de grond (met inmiddels gestichte opstallen) gedurende
een periode van bijv. 10 jaren slechts mag plaatsvinden tegen een
door de gemeente bepaalde c.q. goedgekeurde prijs. Op grond van uiteen
lopende overwegingenwaaronder die dat aan het wervend karakter van
het bestemmingsplan "Camminghaburen" geen afbreuk mag worden gedaan,
staan wij op het standpunt dat een dergelijke regeling hier niet dient
te worden ingevoerd. Voorts hebben wij nog nagegaan op welke wijze de
huidige regeling enigszins zou kunnen worden uitgebouwd. Een en ander
is vervolgens besproken in de vergadering van de Commissie voor het
Grondbedrijf van 27 februari 1978. Deze Commissie adviseerde de thans
geldende voorwaarden te handhaven, met dien verstande, dat de mogelijk
heid tot doorverkoop (met onze toestemming) voordat de bebouwing is
voltooid, zou moeten worden geschrapt. Wij hebben dat advies overgenomen,
zij het dat naar onze mening de bedoelde mogelijkheid tot doorverkoop
moet blijven bestaan bij uitgifte van bouwgrond aan gegadigden (aannemers
bijv.), die daarop voor de verkoop bestemde woningen gaan stichten.
Deze uitzondering is nodig, opdat de derden-kopers de grond vroegtijdig
op naam kunnen krijgen teneinde de bouw van de woningen middels een
hypotheekvestiging te kunnen financieren.