1
I. Inleiding.
In de Wet op het openbare bibliotheekwerk (art. 3) is bepaald dat de
gemeenteraden ten behoeve van het provinciale plan, na overleg met de
belanghebbende instellingen, voor hun gemeente een gemeentelijk plan
vaststellen.
Provinciale Staten stellen het provinciale plan vast uitgaande van de
gemeentelijke plannen.
Vóór 1 januari 1980 wordt het landelijk plan door de Minister van Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk Werk vastgesteld, waarbij als basis dient de
vastgestelde provinciale plannen.
Bij brief van 25 november 1977 hebben Gedeputeerde Staten de gemeentebe
sturen verzocht bij het opstellen van het gemeentelijk plan gebruik te
maken van de door hen ontworpen formulieren en dit plan voor 1 april 1978
bij hen in te dienen.
Het gemeentelijk plan dat dus uiteindelijk t.b.v. het landelijk plan wordt
opgesteld wordt jaarlijks voor een periode van 3 jaar opgemaakt en betreft
voor de eerste maal de jaren 1980 t/m 1982.
Volledigheidshalve merken wij daarbij nog op, dat nog steeds de AMvB's met
betrekking tot de normen voor het boekenbestand, de huisvesting en de ope
ningstijden, niet zijn verschenen. Omdat uiteindelijk 80% van de niet door
contributies gedekte kosten exclusief de personeelslasten voor rekening
van de gemeente komen is het duidelijk dat dit de opstelling van het onder
havige plan in hoge mate bemoeilijkt.
Waar met name geen financiële vertaling kan worden gegeven van de finan
ciële konsekwenties van de t.z.t. van kracht wordende normen zijn in het
beleidsplan 1978 - 1982 jaarlijks terzake stelposten opgenomen.
Ten aanzien van de personeelsformatie zij nog vermeld, dat ingevolge de
bibliotheekwet de kosten hieruit voortvloeiende voor 100% voor rekening
van het rijk komen. Hoewel wij begrip hebben voor de moeilijke situatie
waarin de bibliotheken tengevolge van de huidige personeelsstop verkeren
achten wij het niet verantwoord, mede gelet op het reeds aanzienlijke
gemeentelijk subsidie voor deze instellingen, de bibliotheken toestemming
te geven voor rekening van do gemeente personeel aan te stellen.
II. Uitgangspunten voor het beleid.
a. Boelstelling.
Be openbare bibliotheek is een voor ieder bestemde en toegankelijke biblio
theek waar kollekties van boeken, dagbladen, periodieken en audiovisxiele
materialen, welke aktueel zijn en representatief voor het kulturele veld,
beschikbaar worden gesteld (Bibliotheekwet, art. 1).
Be openbare bibliotheek is een sociaal-kulturele instelling, welke op bet
terrein der informatieverschaffing als de basisvoorziening kan worden aan
gemerkt. Zij is een instelling die ten behoeve van een ieder in de totale
samenleving informatie ter beschikking stelt en hierin tracht zoveel moge
lijk alzijdig te zijn. Het ter beschikking stellen van informatie heeft
zowel betrekking op de behoefte aan rekreatie als op de behoefte aan edu-
katie en sociaal-kulturele vorming. Met betrekking tot de informatie t.fe.v»
de behoefte aan edukatie en sociaal-kulturele vorming behoort het tot de
taak van de openbare bibliotheek, als steunpunt van permanente edukatie,
om - samen met andere organisaties die op dit terrein werkzaam zijn -
bewustwordingsprocessen te stimuleren.