7. de opstalhoudster is verplicht bij beëindiging van het recht van
opstal het terrein geheel ontruimd ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders op te leveren; zij moet er zorg voor dragen, dat
de grond in dezslfde toestand verkeert bij het eindigen van het
recht als bij de aanvang van dat recht, zonder dat zij enige
aanspraak kan maken op schadevergoeding of schadeloosstelling
wegens aan de grond aangebrachte veranderingen of verbeteringen
of anderszins, hoe ook genaamd;
8. de gemeente zal bij beëindiging van het recht van opstal geen enkele
vergoeding verschuldigd zijn voor het door de opstalhoudster opge
richte bouwwerk, dan wel de aangebrachte werken of beplantingen;
9. alle kosten en rechten van de opstalakte, de kosten van de tenuit
voerlegging daarvan, alsmede die van de levering van een afschrift
van de akte t.b.v. het gemeentearchief en die van de verrichtingen
van de landmeetkundig ambtenaar van de Dienst Stadsontwikkeling
van de gemeente Leeuwarden (die de begrenzing van het terrein ter
plaatse zal aangeven), komen voor rekening van de opstalhoudster.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
- 2 -
Verlenen van bouwvergunning aan de heer H. Kramer te Leeuwarden naar
aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad
van State.
Bijlage no. Leeuwarden, 29 december 1977»
Aan de gemeenteraad.
Op 25 oktober 1976 hebt TJ het beroep van de heer H. Kramer,
Goudenregenstraat 8 te Leeuwarden, tegen ons besluit van 4 mei 1976,
nr. B 62/76, tot weigering van een bouwvergunning voor het bouwen van
een magazijnruimte op het achtererf van het perceel Bredeplaats 5» alhier,
ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft de heer Kramer op grond van artikel 7
van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Wet Arob)
beroep ingesteld bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van State.
De Afdeling rechtspraak heeft bij uitspraak van 21 oktober j.l., nr.
A-3422 (1970) Uw besluit van 25 oktober 1976 vernietigd. Deze beslissing
ligt met een dossier, waarin de voorgeschiedenis van deze aangelegenheid
is opgenomen, voor IJ bij de stukken ter inzage.
Naar aanleiding van de overwegingen van de Afdeling rechtspraak
merken wij het volgende op.
De Afdeling rechtspraak is het eens (zie derde alinea van blad
zijde 6 van de uitspraak) met ons standpunt, zoals dat is opgenomen
onder II van onze aan U gerichte notitie van 15 oktober 1976. In die
notitie werd als principiële mening, welke U hebt overgenomen, naar
voren gebracht, dat bij de toetsing van een bouwaanvrage waarvoor vrij
stelling is vereist van het in de Bouwverordening opgenomen verbod
om achter de achtergevelrooilijn te bouwen de invloed van dat bouwwerk
op het woonmilieu als zijnde een volkshuisvestingsbelang in de beoor
deling moet worden betrokken.
Op grond van de feitelijke situatie - er bestond reeds jarenlang
een overkapping van het achtererf - is de Afdeling van oordeel, dat
de nieuwbouw geen verslechtering in het woonmilieu teweeg brengt en
dat in de raadsbeslissing ten onrechte daaraan is voorbijgegaan.
De Afdeling rechtspraak heeft hiermede afstand genomen van de op
stelling van het gemeentebestuur (zie punt I van genoemde notitie), dat
aan clandestiene bebouwing geen rechten kunnen worden ontleend voor het
verkrijgen van bouwvergunning voor vervangende nieuwbouw. In tegenstel
ling tot die opvatting kent de Afdeling derhalve een zekere rechtswaarde
toe aan clandestiene bouwsels, welke vanwege de gemeentelijke overheid
niet zijn verwijderd.
Ingevolge artikel 73 van de Wet op de Raad van State dient U met
inachtneming van de uitspraak van de Afdeling rechtspraak opnieuw een
beslissing te nemen ten aanzien van het beroepschrift van de heer Kramer.
Gelet op die uitspraak dient aan de heer Kramer, onder gegrondver—
klaring van het door hem ingestelde beroep en onder vernietiging van ons
besluit tot weigering van de bouwvergunning, alsnog bouwvergunning te
worden verleend voor de bouw van een magazijn op het achtererf van het
perceel Bredeplaats 5> alhier.
Wij stellen IJ dan ook voor te besluiten overeenkomstig het bijge
voegde ontwerp-besluit.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer
Secretaris.